Duizendjarig Vrederijk Duizendjarig Vrederijk
Inleiding
Johannes geeft in zijn 'Openbaringen' een geheel eigen kijk op het verloop van de tijd vanaf Jezus kruis en opstanding. Met het hele NT neemt hij aan dat de toekomst moeilijkheden en verdrukkingen voor de gelovigen zal brengen, alleen is hij daarover veel uitvoeriger dan de andere schrijvers. Hele hoofdstukken wijdt hij daaraan (Opb 3 - 19). Het is aannemelijk dat daarin veel toespelingen op de toenmalige tijd schuilgaan. Voor ons nu is echter niet altijd goed vast te stellen welke omstandigheden en gebeurtenissen in zijn recente verleden, heden of nabije toekomst Johannes doelt. Daarop volgt in Opb 20 het duizendjarig Vrederijk. Dit is iets dat we verder nergens in het Nieuwe Testament aantreffen.

Bespreking
Hieronder geef ik eerst weer wat Johannes vermeldt. Ik val hem zo weinig mogelijk in de rede, waar ik een vraag heb, zet ik die er in het geel bij. Daarna breng ik wat achtergronden naar voren. Vervolgens stuit ik op een moeilijkheid, waar ik een oplossing bij zoek en breng de gevolgen in beeld.


Strijd
Johannes geeft de geschiedenis weer als een voortgaande strijd tussen goed en kwaad. Een strijd die zonder meer in Gods hand ligt, zo blijkt uit de boekrol (Opb 4), de zeven zegels (Opb 6 - 8), de zeven trompetten (Opb 8 - 11), de zeven schalen van gramschap (Opb 16) en die Hij voor zijn gelovigen tot een goed einde zal brengen.

De slechten

  • De draak, ook wel duivel, de oude slang, satan (Opb 20: 2) is symbool van het kwaad zelf. Hij heeft twee handlangers:
  • Het beest uit de zee (Opb 13: 1) staat voor de politieke macht, met name de keizer in Rome, die zichzelf voor goddelijk houdt en een beeld voor zichzelf liet maken.
  • Het beest uit de aarde (Opb 13: 11) staat voor de propaganda: het is een leugenprofeet in dienst van de keizer.
  • De legers bestaan uit mensen die door de leugenprofeet zijn verleid om het beeld van het beest te aanbidden: ruiters, vrijen, slaven, groten, kleinen (Opb 19: 21)


De goeden
Aan de goede kant staan de gelovigen, de christenen die niet voor het beeld van de keizer knielden om het te aanbidden. Velen van hen stierven als martelaren. Anderen zullen meemaken hoe de vijanden verslagen worden.

Het verloop van de strijd
Als eerste valt Babylon (Opb 17 en 18). Daarmee is Rome bedoeld, de hoofdstad van het toenmalige keizerrijk, ook wel voorgesteld als een hoer.
Daarop volgt een loflied vanwege de ondergang van de hoer Babylon, en de bruiloft van het Lam (19: 1 - 10) dwz de vereniging van Christus met de zijnen (de gemeente of kerk)
Daarna zijn de twee beesten en hun legers aan de beurt. Met die vijandelijke machten wordt zonder pardon afgerekend (Opb 19: 11 - 20: 4).
Iemand op een wit paard veroordeelt en verslaat Gods vijanden. Op zijn kleed staat Koning der koningen en Heer der heren: het gaat dus om de Wederkomst van Christus.
Hij is in gezelschap van de hemelse heerscharen, eveneens op witte paarden. Daar kunnen de kwade machten niet tegen op. Het beest en de valse profeet worden gegrepen en in een poel van vuur geworpen. Hun legers worden verslagen door het zwaard dat kwam uit de mond van Hem die op het paard zit.

Alleen de draak is er dan nog. Die wordt echter niet in één keer verslagen, maar eerst door een engel uit de hemel voor een periode van 1.000 jaar onschadelijk gemaakt (Opb 20: 1 -3) .

Het duizendjarig Vrederijk
Dan breekt het duizendjarig Vrederijk aan voor:

  • de gelovigen die de verschrikkingen van de geschiedenis hebben overleefd.
  • de christenen die als martelaar stierven voor hun geloof. Zij worden weer levend gemaakt. (eerste opstanding - Opb 20: 5)

Hun rol of taak deze 1.000 jaar is dat zij priesters van God en van Christus zijn. En zij zullen met Hem (Christus, vers 4) als koningen heersen (vers 6, zie ook 4a), (maar over wie?)
(andere vraag: de martelaren die uit de dood werden opgewekt, zullen toch niet meer sterven? de gelovigen wel?)

Deze 1.000 jaar zou een compensatie kunnen zijn voor het lijden dat zij eerder moesten ondergaan vanwege hun geloof. Vgl Opb 6: 9- 11 waar de zielen der martelaren om vergelding roepen.

De strijd leeft weer op
Na 1.000 jaar wordt satan weer losgelaten. De duivel heeft zijn streken niet verleerd en ook de mensheid (waar komt die opeens vandaan? zijn het de kinderen van de bewoners van het Vrederijk? of een rest van de oude mensheid?) is nog steeds vatbaar voor zijn verleidingen. Weer voeren zij oorlog tegen de heiligen en hun geliefde stad. Maar er komt vuur van de hemel en de legers komen om. De duivel verdwijnt nu ook in de poel van vuur en zwavel.

Dan volgt het laatste oordeel over allen die gestorven zijn, groot en klein, uit de zee en uit het dodenrijk. Zij moeten voor God verschijnen. Dit is de tweede opstanding, al vergeet Johannes dat te vermelden. (waar zijn de levenden van het duizendjarig Vrederijk gebleven?) Het oordeel hangt af van hun werken (vers 12 en 13). Maar ook of hun naam in het boek des levens staat. Wie daarin niet voorkomt, wordt geworpen in de poel van het vuur (een tweede dood, vgl Opb 2: 11; 20: 6; 20: 14 en 21: 8) Daarin verdwijnen ook de dood en het dodenrijk.

Achtergronden
De moeilijkheid met deze hoofdstukken is, dat het twee keer over het afrekenen met de kwade machten, een oordeel, een opstanding en een dood en een dubbele toekomst gaat: één van 1.000 jaar en één eindeloos. Deze dubbele voorstelling met een tussentijd van duizend jaar voor dat het echte einde komt, zien we verder nergens in het Nieuwe Testament.*

We vinden hier twee tradities terug:

  1. de klassieke idee van de messias, de Zoon van David die op het eind van de geschiedenis komt en het geplaagde Israel herstelt tot het rijk van David (nationaal)
  2. de apokalyptische idee van de Zoon des Mensen die komt, doden die opstaan, en over levenden en doden zal oordelen. (universeel)

Johannes kon de hem dierbare klassieke en de apokalyptische tradities behouden door ze na elkaar te plaatsen en de eerste te beperken tot een periode van 1.000 jaar.  Dat kon des te gemakkelijker omdat Jezus de Christus is, op wie de beide titels Zoon van David en de Zoon des Mensen van toepassing zijn.

Moeilijkheid
We willen niet beweren dat het samenvoegen van beide voorstellingen slecht gelukt is. Misschien dat voor Johannes en zijn tijdgenoten de uitvinding van een messiaanse tussentijd gevolgd door een herschepping van hemel en aarde bevredigend was. Maar voor latere lezers roept dit wel vragen op (geel gemarkeerd). Er zijn antwoorden te bedenken, maar die komen gezocht over: zijn het de kinderen die? of een rest van de oude mensheid? enz.

Het lijkt
dan ook verstandig om niet te blijven staan bij de vragen die deze combinatie van tussentijd en eeuwigheid oproept. We hoeven niet alle knelpunten glad te strijken. Liever laten we die voor wat ze zijn en letten op wat we wel kunnen begrijpen.

Dat kost geen moeite als we bedenken dat deze visioenen toch al niet zijn bedoeld om als een minutieus spoorboekje ons over de toekomst te informeren. Ze werden opgeschreven om bij de lezers het geloof in de goede afloop te versterken en tot trouw in het geloof aan te sporen.

Oplossing
Mijn voorstel is om de beide verwachtingen van het einde niet te combineren, maar naast elkaar te laten staan en elk afzonderlijk te beschouwen. Dus:

  • de messiaanse tijd (Opb 19) op te vatten als een echt einde van de geschiedenis in klassiek messiaanse zin
  • het laatste oordeel (Opb 20) met de nieuwe hemel en de nieuwe aarde en het hemelse Jeruzalem (Opb 21 - 22) op te vatten als een eveneens echt einde van de geschiedenis, maar dan in apokalyptische messiaanse zin
  • de messiaanse tijd niet te beperken tot een voorfase van 1.000 jaar voordat het laatst oordeel begint. Het messiaanse rijk duurt net zo lang als nieuwe hemel en de nieuwe aarde er zullen zijn, nl voorgoed.
  • Kortom: 'het 1.000 jarig Vrederijk' slaat niet op een periode van de geschiedenis van deze wereld maar is een voorstelling de 'eindtoestand' zoals 'de nieuwe hemel en de nieuwe aarde' dat ook is..


Gevolgen
We laten dus het idee van een messiaanse tussentijd vallen. Dat kan gerust. We vinden het duizendjarig Vrederijk alleen in de Opb en verder nergens in het Nieuwe Testament. De kerk vermeldt het terecht niet in haar credo. In Katholieke en Reformatorische kerken belijdt men eenvoudig de wederkomst van Christus. Aan speculeren over het hoe en wanneer doet men liever niet mee.

Als we het idee van een messiaanse tussentijd laten vallen, dan vervallen daarmee ook de volgende opvattingen:

  • het pre-millennianisme
    Hun aanhangers menen dat de wederkomst van Christus voorafgaat aan het duizendjarig Vrederijk (geheel in lijn met Opb 19: 11- 16). Zo de eerste kerkvaders onder druk van de vervolgingen.
    De zgn Dispensationalisten (aanhangers van de bedelingen-leer) denken er ook zo over: het duizendjarig Vrederijk is een onderdeel van de zesde bedeling (eindtijd)
    In latere tijden wordt het pre-millennianisme  gepolitiseerd: christenen moeten God een handje helpen door te heersen over anderen en de wereld naar Gods wil in te richten. (bv in de zgn heerschappij-theologie)
  • het post-millennianisme
    Hun aanhangers menen dat de wederkomst van Christus volgt op het duizendjarig Vrederijk. Dit ondanks Opb 19: 11-16 dat de wederkomst ervoor plaatst. Maar om recht te doen aan wat de evangeliën over de wederkomst zeggen, koppelen zij wederkomst direct aan het oordeel en de herschepping van hemel en aarde.
  • het a-millennianisme
    Hun aanhangers menen dat vanaf Pasen de hele geschiedenis, en niet maar een periode van 1.000 jaar, eindtijd is. Ze nemen het millennium symbolisch en betrekken het op de geschiedenis van de kerk in de wereld. (Augustinus)
* We vinden wel iets wat daarop lijkt in de Joodse literatuur. In IV Ezra, net als Opb geschreven eind eerste eeuw nC, lezen we van een messiaans rijk dat 400 jaar zou duren. Daarna zou de messias sterven en alle andere bewoners op aarde ook. Na een week van stilte zouden de doden opstaan, geoordeeld worden en de nieuwe Wereld aanbreken. (IV Ezra 7: 28- 29) Ook Ezra heeft de beide messiaanse tradities creatief met elkaar verbonden.
 
terug