Nieuwe Tijd bij Paulus Nieuwe Tijd bij Paulus

Voor Paulus vormen kruis en opstanding van Jezus het midden van de tijd. Over andere gebeurtenissen in het leven van Jezus schrijft hij niet of nauwelijks. Evenmin over zijn woorden (gelijkenissen) of daden (wonderen).  Paulus maakt de volgende indeling:

 

I     De tijd vòòr kruis en opstanding

 

I a) De tijd van Adam tot Mozes.

Dan is er nog geen volk Israel om met God in een verbond te leven. Alle volken zijn wat dat betreft de ene mensheid maar niet heel nauw met God verbonden. Abraham, de stamvader van Israel laat echter dan al zien dat het op geloof, op vertrouwen op Gods beloften aan komt. (Rom 4) (Gal 3)

 

I b) De tijd van Mozes tot Jezus.

430 jaar na Abraham (Gal 3: 17) heeft Israel de wet (Torah: Gen t/m Deut) en de besnijdenis gekregen als tekenen van het verbond met God. Helaas ging men daar vaak op een uiterlijke manier mee om. Door werken der wet (en niet op de manier van Abraham – met vertrouwen) meent men voor God rechtvaardig te zijn en zijn zegen te verdienen. Paulus schaamt zich nog als hij terugdenkt aan de tijd dat hij er ook zo mee omging (Filp 3: 2-11), maar benadrukt dat de wet er om een andere reden is: de wet maakt overtredingen duidelijk en laat zien hoe mensen onder invloed van de zonde (ikzucht) zich door hun begeerten laten leiden. Ipv leven onder Gods zegen loopt daardoor alles op de dood uit.
Naast Israel als volk van God zijn er als voorheen de andere volken (gojiem)

 


II     De tijd na kruis en opstanding

 

II a) De periode van de zending

Als een groot deel van het volk Israel het evangelie en het nieuwe verbond met God afwijst, wordt het heil van God ook aan de andere volken aangeboden. Daar vindt het wel gehoor enzo  worden de volken in het nieuwe verbond met God betrokken. Dat is de periode waarin Paulus leeft en die nog steeds voortduurt. Er zijn dus drie typen mensen: volken/gojiem, Israel/Joden en christenen/kerk (bestaande uit gelovigen van en heidense en joodse afkomst).

 

II b) Het einde

Wanneer alle heidenen tot het nieuwe verbond zijn toegetreden (Rom 11: 25) zal ook het volk Israel bij dit nieuwe verbond met God gaan horen. Dan zijn alle volken weer één mensheid geworden, en ieder mens op de goede manier met God verbonden: door het geloofsvertrouwen zoals dat bij Abraham al was.

terug