Ontstaan van het christelijk geloof Ontstaan van het christelijk geloof

Aftellen
Drie, twee, één, zero ...'ignition' en even later 'lift off'. Zo gaat dat bij de lancering van een raket. Een steekvlam beweegt het gevaarte omhoog, steeds sneller de ruimte in naar het international space station. Wat was er nodig voor de lancering van het christendom? Wat dreef de discipelen de straten op en de hele wereld over om een internationale gemeenschap te gaan vormen?
Voor de duidelijkheid: dit is dus een historische vraag. We gaan op zoek naar de oorzaken van het ontstaan van de jonge kerk. We beoordelen bronnen en gegevens, maken een afweging en kiezen voor de meest waarschijnljke verklaring. Dat is allemaal prima, als we maar goed onthouden dat dit allemaal slechts zijdelings met het geloof heeft te maken.

Optie 1
Een eerste verklaring voor het ontstaan van het christendom blijft dicht bij wat de evangeliën vertellen: Maria van Magdala (evt met anderen) ontdekte op de Paasmorgen het lege graf. Vervolgens is Jezus als de levende aan haar verschenen en later ook aan anderen. In deze opvatting houdt men de paasverhalen voor verregaand historisch betrouwbaar. Het is allemaal echt zo gegaan.

Daar is ook veel voor te zeggen > meer feit dan fictie


Optie 2
Een tweede verklaring zegt dat het bericht van het lege graf niet terug gaat op de ontdekking van een echt leeg graf, maar ontsprongen is aan het geloof. Evenzo zouden de verschijningen van de Opgestane Heer niet terug gaan op objectief waarneembare gebeurtenissen, maar op subjectieve belevingen van de eerste gelovigen. Het is door het geloof dat ze Jezus als de Levende zien. Maw de discipelen geloven al, en daaruit komen de berichten van lege graf en verschijning voort.

Daarvoor pleit dat de verschijningen alleen aan gelovigen gebeuren: buitenstaanders zien geen Opgestane Heer.

Indruk
Maar wat is het dan geweest, waardoor de discipelen al geloofden? Dan wijst men op de diepe indruk die Jezus tijdens zijn leven op zijn leerlingen maakte. In hun ogen was hij een rechtvaardige. Toen hij werd verworpen en gekruisigd, geloofden zij dat Jezus als een lijdende rechtvaardige door God in ere werd hersteld en bij hem in de hemel werd opgenomen. Door die overtuiging zagen zij verschijningen van Jezus als de levende. Ze zijn dus te goeder trouw als ze daarvan vertellen. Voor hun beleving hebben ze echt zoiets gezien. Ze verkeerden in een  bijzondere staat van waarneming die deze ervaringen mogelijk maakte.

Een terechte vraag is dan waarom de volgelingen van Johannes de Doper geen verschijningen van een Opgewekte Johannes zagen. Hij was immers ook een rechtvaardige van wie men mocht aannemen dat hij door God bij zich werd genomen?
Het antwoord zou kunnen zijn dat Jezus bij zijn leven een nog veel grotere indruk op zijn discipelen had gemaakt dan Johannes op de zijne.

Vergelijking
Beide opties zijn elkaars spiegelbeeld:
Optie 1

  • We kunnen afgaan op de eerste indruk die het NT geeft. Die zijn historisch betrouwbaar.
  • We moeten de vertelde onmogelijk geachte gebeurtenissen voor echt gebeurd houden: een opstanding uit de doden, verschijningen van een verrezen Christus.
  • gevaar: God geloven kan onbedoeld overgaan in geloven in het echt gebeurd zijn van het lege graf en de verschijningen.

Optie 2

  • De gang van zaken zoals het Nieuwe Testament die voorstelt, moet met de nodige reserves worden bekeken: de teksten bieden geen historisch verslag, maar zijn verkondiging.
  • De vertelde onmogelijk geachte gebeurtenissen hoeven we niet voor echt gebeurd te houden. Het christelijk geloof ontspringt aan de indruk die Jezus bij zijn leven maakte en aan de overtuiging dat God een rechtvaardige niet in de dood laat.
  • gevaar: God geloven kan onbedoeld losraken van de historische gebeurtenissen (woorden, daden en lotgevallen van Jezus) die daar aanleiding toe gaven.


Conclusies
Beslissend is:

  • hoe men de historische betrouwbaarheid van de ntische geschriften beoordeelt: groot (optie 1) of klein (optie 2)
    Maar: zou een andere opvatting van de bijbelse verhalen - taalspel (Wittgenstein) - niet vruchtbaarder zijn? Het taalspel van de evangeliën is niet een min (optie 2) of meer (optie 1) historisch verslag, maar een getuigenis of verkondiging. Dat is de context waarbinnen de woorden functioneren. Binnen dat verband hebben ze hun betekenis. De lezer moet zich niet onderzoekend tegenover het verhaal opstellen, maar in het verhaal stappen om de betekenis ervan te ondergaan. In de prediking doet men er om dezelfde reden goed aan de luisteraars mee te nemen in het verhaal. Dus niet het verhaal behandelen als een verzameling teksten die abstracte geloofswaarheden bewijzen.
  • hoe men het huidige wetenschappelijke wereldbeeld beoordeelt: is daar ruimte voor een wonderbaarlijk ingrijpen van God in de natuur (optie 1) of is zijn invloed een geestelijke op gemoed en waarneming van mensen? (optie 2)
    Maar: is ingrijpen in de natuur fundamenteel anders dan een geestelijke invloed op mensen uitoefenen? Als je het eerste voor onmogelijk houdt, dan is het tweede toch ook niet mogelijk?

In de praktijk
Zoals gezegd, het ging om een historische vraag die slechts indirect met het geloof te maken heeft. Het is zelfs zo dat beide opvattingen in hun uitwerking voor geloof en handelen niet veel hoeven te verschillen. Wat dat betreft zou er binnen de kerken wel wat meer verdraagzaamheid mogen bestaan tussen de aanhangers van de ene of de andere verklaring. Want

  • qua geloof kunnen beide uitkomen bij: Jezus leeft, hij heeft de overwinning behaald. De machten van zonde en dood zijn verslagen, het einde der tijden is begonnen: het koninkrijk van God zal komen. We mogen onszelf zien als kinderen van een vader in de hemelen. We ondergaan de invloed van Gods Geest.
  • wat handelen betreft kan het bij beide leiden tot: een afwending van het kwaad, een toewending naar het goede, God liefhebben, naar je naaste omzien, zorgvuldig met de schepping omgaan, een spiritueel leven.
terug