Openbaring en Ervaring Openbaring en Ervaring

Voor wat betreft het thema openbaring en ervaring sluit ik me aan bij de visie van Sanders*

Er is één werkelijkheid, maar die ene werkelijkheid kan een mens nooit ten volle begrijpen. Dat heeft o.a. te maken met het gegeven dat de mens niet objectief afstandelijk de werkelijkheid kan observeren. Hij maakt er immers zelf deel van uit. Dus leeft de mens met een persoonlijke, beperkte voorstelling of beeld van de werkelijkheid.

Een betere kennis van de werkelijkheid is langs twee wegen te bereiken. De ene weg is die van de wetenschap. Op methodische wijze wordt een deel van de werkelijkheid geïsoleerd en onderzocht. Dat onderzoek gebeurt zo objectief mogelijk, dwz zo goed  mogelijk wordt de inbreng van de onderzoeker buitengesloten. Dat gaat het beste bij wiskunde, die immers geen concrete inhoud heeft. Het wordt al moeilijker bij de dingen die de natuurkunde bestudeert. Het concrete daar blijkt al niet objectief benaderbaar. Nog minder is dat het geval naarmate de onderzochte verschijnselen dichter bij de mens komen (biologie) of de mens zelf betreffen (geschiedenis, psychologie). De min of meer objectieve kennis die men zo vergaart heet conceptuele kennis.

De andere weg is die van het participerend deel uit maken van de werkelijkheid. Dan kent men de werkelijkheid van binnenuit. Met het hart. Bijv. zoals een man zijn vrouw kent. Of een kind zijn vader. Deze kennis is compleet (ipv detail), concreet (ipv abstract), relationeel (ipv objectief). Pas achteraf kan een mens op deze kennis reflecteren.

Religieuze ervaring is een vorm van participerend kennen. God is niet objectief te constateren. Maar in de religieuze ervaring kan men het gevoel krijgen omvat te zijn door een ultieme werkelijkheid, gedragen en gekend/geliefd te zijn door “God”. Ook op deze religieuze ervaring kan men reflecteren en zo zijn de godsbeelden tot stand gekomen. Deze vorm van participerend kennen heet perceptueel kennen.

Een bijzonderheid van onze cultuur is, dat we het gangbare godsbeeld als informatie/concept zijn gaan beschouwen, als een vorm van conceptuele kennis over een andere werkelijkheid, naast of boven de alledaagse. Dit godsbeeld stelt God voor als persoonachtig: Het is degene die alles in het begin ooit maakte, die voortdurend alles bestuurt en regelt en overal een bedoeling mee heeft en op bovennatuurlijke, wonderlijke wijze soms ingrijpt. (het Opperwezen).

Ooit paste dit godsbeeld bij een bepaalde cultuur en maakte dit godsbeeld ervaring van de echte God mogelijk. Maar inmiddels is de cultuur veranderd. De wetenschap laat steeds minder ruimte over voor God: ze heeft Hem niet nodig om de werkelijkheid te verklaren. Daardoor zijn de godsbeelden steeds minder geloofwaardig en zelfs overbodig geworden. Ze verklaren niets en leggen het in de concurrentie met de wetenschappelijke inzichten af. In deze culturele setting leiden de gangbare godsbeelden niet meer tot religieuze ervaring, tot ontmoeting met God. Enkel tot vruchteloze discussies tussen geloof en wetenschap, waarbij de gelovige zijn geloof misverstaat als een vorm van conceptuele kennis. Maw men zit vast aan het gangbare godsbeeld en men beschouwt het als een eindpunt ipv als iets voorlopigs, dat als het eenmaal zijn dienst heeft bewezen en tot God heeft gevoerd, niet meer nodig is en bijgesteld moet worden.

Toch is een zekere vorm van conceptuele kennis ook in het geloof nodig. Anders is er niets van God te ervaren. Men moet ahw weten dat er een God is, wie of wat met dat woord bedoeld wordt en hoe men de werkelijkheid die met God bedoeld is kan zoeken en vinden. Dat hoeft geen probleem te zijn, als men maar begrijpt dat deze conceptuele kennis van God op zijn best richtingaanwijzers zijn en niet God zelf beschrijven. God is niet het beeld dat ik van hem heb. Dus:

  • Men moet elk beeld van God ook weer loslaten (depasseren) om God zelf te kunnen vinden, of beter nog door God zelf gevonden te worden.
  • En omgekeerd zal een ervaring met God ook aanleiding zijn om het conceptuele beeld van God bij te stellen (repasseren).

Is er een adequater godsbeeld dan 'het Opperwezen'? Het ontwerp van Keith Ward is interessant: theïstisch, persoonachtig (men kan ermee in relatie treden), alles omvattend, dragend,  overtreffend, zoals een hogere dimensie een lagere dimensie in zich opneemt en te boven gaat. Het godsbeeld van de procestheologie is ook te overwegen (dirigent).

In de religieuze ervaring krijgt de mens van die ultieme werkelijkheid (God) een vermoeden. Op dat moment houden de waaroms ook op de mens te obsederen. En beseft de mens dat al zijn concepten van God, ook de meest adequate, slechts voertuigen zijn om de ware God te vinden.

  • God is dus niet iets van de mens, maar omgekeerd: de mens bestaat in de geest/het bewustzijn van God, zoals heel de werkelijkheid uit God voortkomt.
  • De tegenstelling God in ons (immanent) of God buiten ons (transcendent) houdt op te bestaan in de partciperende benadering. In alles wat een mens overkomt kan hij God leren kennen als de Totaal Andere, nl. door de weg van Jezus te gaan. (verborgen omgang)
  • Het spreken over God kan niet anders van mensvormig zijn. Om niet geheel te hoeven zwijgen neemt men woorden en verhalen in de mond die slechts bij benadering naar God verwijzen.
  • Dit godsbeeld staat niet in een gespannen verhouding tot de wetenschap en haar inzichten. De verhouding tussen godskennis en wetenschappelijke kennis is complementair.

Conceptuele godskennis vormt ahw het decor waartegen de godsontmoeting zich kan realiseren. En het ene decor is daar meer geschikt voor – laat de spelers beter uitkomen - dan het andere.

* C. Sanders was hoogleraar theoretische psychologie en wijsbegeerte aan de VU te Amsterdam
Het bovenstaande is een korte samenvatting van zijn boek met de titel
Reiken naar God
over de mogelijkheid en onmogelijkheid van Godskennis.
(Van horen zeggen naar nu ziet mijn oog)
Kampen, 2004

terug