Ps 19 Ps 19
Inleiding
Het opschrift (vs 1) helpt ons niet verder bij de interpretatie van deze psalm.
Vele uitleggers menen dat dit lied, omdat het over twee heel verschillende onderwerpen gaat, is samengesteld uit twee kleinere liederen. Vers 2 - 7 over de hemel en de zon, vers 8 - 15 over de Tora. Maar dan blijft toch de vraag waarin de onbekende dichter of redacteur het samenbindende heeft gezien waardoor het voor hem niet meer dan logisch was om deze beide delen tot één geheel te voegen.

Er zijn ook redenen om de psalm als een geheel op te vatten:
  • de lofprijzing: in het eerste deel door de hemel (vs 2), in het tweede deel door de dichter (vs 15).
  • de stem: in het eerste deel niet vernomen (vs 4), in het tweede deel laat de dichter zich erdoor gezeggen (12)
  • wat verborgen is: in het eerste deel de zon voor wie niets verborgen blijft (7c) , in het tweede deel de HEER die zonden aan het licht brengt en wegdoet (13b).
  • het heilige getal 7: de eerste strofe (vers 2 en 3) heeft in het Hebreeuws 5 x 7 woorden, de laatste (vers 13 en 14) heeft er 7 x 7; en de godsnaam Jahweh 7 x genoemd.
Of de psalm nu samengesteld is of niet, wij menen in elk geval drie delen te onderscheiden: over de hemel (2 - 7), de Torah (8 - 11) en de bede van de dichter (12 - 15)

I     De hemel (2 - 7)
Ps 19: 2 – 3
(2a // 2b en 3a // 3b)
Van Pythagoras (570 - 500 vC) komt het idee van de muziek of harmonie der sferen: de sterren en planeten van het heelal zouden een hemels harmonische klank voortbrengen. Dat idee was gebaseerd op zijn ontdekking van het verband tussen snaarlengte en bijbehorende toon. Hoe korter de snaar, hoe hoger de toon. Die verhouding zou er ook tussen de planeten zijn en om die reden zouden de planeten ook een geluid voortbrengen.

Van deze dingen weet de dichter niets. Hij heeft het niet over harmonie of muziek. Wel laat de hemel een boodschap horen: zij verhaalt van Gods majesteit (2a). En parallel daaraan: Het uitspansel - de koepel uit Gen 1 die de dreigende oervloed op veilige afstand houdt - roemt het werk van zijn handen (2b). Direct al maakt de dichter duidelijk waarom de sterren belangrijk zijn. Niet omdat ze goddelijk zijn, maar omdat ze van God, de Schepper spreken. Door de hemel komt Gods majesteit naar voren. Niet met onderbrekingen, maar voortdurend: de dag zegt het voort aan de dag die komt. En parallel daaraan: de nacht vertelt het door aan de volgende nacht. Maw ruimte (vs 2) en tijd (vs 3), samen de wereld zoals we die kennen, getuigen onophoudelijk van Gods goedheid en zorg en macht en wijsheid. De wereld is een veilig huis beschut door het uitspansel, verlicht door de zon.

Ps 19: 4 - 5b (4a // 4b en 5 a // 5b)
Deze boodschap is niet gevat in klanken en woorden van een of andere taal. Daarom kan ieder volk, ieder mens, wereldwijd die opvangen. Het is de taal van de stilte. Je kunt die horen op het moment dat je de stilte zoekt, de natuur in gaat, en al je technische kennis over big-bang, evolutie en ijstijden enz vergeet. Dan kan je gegrepen worden door het uitzicht van een hoge berg, de sterren aan de hemel, een vlucht ganzen op hun trektocht, de ontluikende bloemen in het voorjaar.
De aanblik van de oneindige sterrenhemel kan natuurlijk ook angstaanjagend zijn, zoals Pascal ontdekte (Pens
ées 206). Of aanleiding geven tot de vraag 'wat is de mens nu eigenlijk?' (Ps 8). Maar dat is hier niet de ervaring van de dichter. Hij voelt in zijn hart en ziel hoe alles spreekt van Gods majesteit. Dat is hem zonneklaar. Met dezelfde spontaneïteit zal hij straks spreken over de Torah van de HEER.


Ps 19: 5c 7 (2 x 3 zinnen, waarvan 6a // 6b en 7a // 7b)
Maar eerst noemt hij nog speciaal de zon. Dat is al evenmin een godheid als de sterrenhemel dat is, maar een van Gods scheppingen. Hij heeft een tent gemaakt voor de zon, dwz s nachts trekt de zon zich terug, maar de volgende ochtend is de zon als een jonge bruidegom die het bruidsbed verlaat: stralend, energiek en levenslustig. Als een held die juichend voortsnelt op zijn weg: hij is niet te stoppen. Niets blijft voor zijn gloed verborgen. De donkerste dalen, de besneeuwde bergen, de verste zeeen, overal dringen warmte en licht van de zon door. Een weldaad de zon. Straks zal de dichter denken aan wat de zon niet zichtbaar maakt: de verborgen zonde in zijn leven.

De zon weet wat hij doen moet: alles van Oost tot West dagelijks in het licht stellen en verwarmen. Weet de mens ook wat hij doen moet, welke weg hij moet gaan? Heeft de HEER hem daarom de Torah gegeven?


II     De Torah (8-11)
Deze verzen vormen een samenhangende eenheid:
  • de godsnaam HEER komt er 6 x voor,
  • de strofen 8-10 hebben in het Hebreeuws telkens 2 x 5 woordjes, en 2 x 4 woordjes in vers 11.
  • de verzen 8 en 9 zijn telkens tweeledig : in de eerste helft (A) iets over hoe goed de Torah is, en in de tweede helft (B) het effect van die goedheid voor de mens die er voor open staat: hij vindt er levenskracht, wijsheid, vreugde en licht.
  • de verzen 10 en 11 benadrukken hetzelfde nogmaals, vooral het kostelijke van de Torah komt naar voren.
Ps 19: 8 – 9
A het goede van de Torah B het effect op de mens                     
De wet van de HEER is volmaakt. (8a) Levenskracht voor de mens. (8a)
De richtlijn van de HEER is betrouwbaar. (8b) Wijsheid voor de eenvoudige. (8b)
De bevelen van de HEER zijn eenduidig. (9a) Vreugde voor het hart. (9a)
Het gebod van de HEER is helder. (9b) Licht voor de ogen. (9b)

De dichter, die eerst zo onder de indruk kwam van de sterrenhemel, of beter gezegd: van de Schepper van het uitspansel en de zon, is minstens zo onder de indruk van de Torah, of opnieuw beter gezegd van de HEER die de Torah gaf. Een weldaad, net als de zon! Dat veronderstelt opnieuw een open, ontvankelijke, welwillende houding. Met een al te afstandelijke houding zal het levenskrachtige, de wijsheid, de vreugde, het licht van de Tora aan je voorbij gaan. En zeker zul je de zegen van de Torah mislopen als je de richtlijnen, bevelen en geboden in de wind slaat.

Ps 19: 10-11
Hier vat de dichter samen wat hij in 8 en 9 heeft gezegd en verbindt er zijn conclusies aan. In vers 10 komt eerst B (het effect voor de gelovige) en dan A (het goede van de Torah)
B: Het ontzag voor de Heer is zuiver, houdt stand, voor altijd (10a)
Maw het zal je goed doen de Heer te vrezen (10a). Je kom er niet bedrogen mee uit.
A: De voorschriften van de HEER zijn waarachtig, rechtvaardig, geheel en al. (10b)
Maw zoals de hemel en de zon van Gods goedheid spreken, zo weerspiegelt de Torah de HEER. De wet is net zo één en betrouwbaar als Hijzelf dat is.

Ze (de voorschriften) zijn begeerlijker dan goud, dan fijn goud in overvloed, (11ab)
en zoeter dan honing, dan honing vers uit de raat. (11cd)
Maw er gaat niets boven kennis van de HEER en zijn wet. Groter geluk is er niet. Je bent rijk als je daar in deelt, ook al zou je verder niets hebben. Je bent arm als je daar niets van hebt, ook al zou je de rijkste mens op de wereld zijn. Het smaakt beter dan honing vers uit de raat. Maw: hier leef je van, dit maakt je pas tot mens, dit is je bestemming. Al het andere is surrogaat. Dan zullen honger en dorst blijven omdat iets anders dan de vreugde om de HEER en zijn wet je hart en ziel niet kan vervullen. In Ps 119: 103 (honing) en Ps 119: 127 (goud) dezelfde gedachte


III      De dichter (12-17)
Ps 19: 12-13
De dichter wil leven naar Gods wil en bedoelingen. Daarom noemt hij zich 'uw dienaar' want hij is niet meer zijn eigen heer en meester, maar van een hogere macht. Van God die door de Torah zijn invloed op hem uitoefent. Hij weet: wie zo doet, mag zegen verwachten (12). Maar hij heeft ook een zorg: zijn er misschien verborgen zonden (13b)? Onbewuste overtredingen van de Torah, onopzettelijke fouten die ik niet ken? (13a). Hij vertrouwt erop dat God hem die zal vergeven en bidt daar om.


Ps 19: 14
In 14 noemt hij zich opnieuw 'uw dienaar' die volmaakt wil zijn: een mens uit één stuk zoals de HEER één is, evenals zijn Torah (10b). Een mens gaat immers lijken op datgene waaraan hij zich een voorbeeld neemt. Door wie hij zich laat leiden.

Hij weet van de valkuil voor wie volmaakt wil zijn: de hoogmoed. Dat is de eigendunk en inbeelding dat je heel wat bent waardoor je gaat neerkijken op mensen die - in jouw ogen - niet zo veel terecht brengen van het leven naar de Torah van de HEER. Een grote zonde noemt de dichter die hoogmoed en hij bidt dat God hem zal daarvoor zal beschermen.

Ps 19: 15
De dichter eindigt zijn lied met de wens dat zijn gedachten Gode welgevallig zullen zijn (15a // 15b). In 15c komt de naam Jahweh voor de zevende keer voor. Aangevuld met
  • mijn rots: om op te bouwen, om bij te schuilen,
  • mijn bevrijder: van grote en verborgen zonde, hoogmoed.

In het lied 'How great Thou art' vinden we de verbinding van sterrenhemel, met Jezus die de Torah van God belichaamt, met zijn vergeving en de vreugde die dat met zich brengt. Een mooie uitvoering is die van Lauren Daigle.
 
terug