Ps 4 Ps 4
De inhoud:
David voelt zich benauwd (2), in zijn eer aangetast (3a), er gaan leugens over hem rond (3b) en er wordt ontevredenheid gezaaid (7a)


Door wie? Blijkens het Hebreeuwse 'bene isj' (3a) gaat het om belangrijke mannen, mensen in hoge posities. 'Grote heren' heeft de Lutherse vertaling. Uit (4) en (6) valt af te leiden dat deze mannen de Here kennen. In (5a) vinden we nog een aanwijzing. Het is moeilijk voorstelbaar deze woorden werden gesproken werd tot vijandelijke tegenstanders (bv uit de groep Absalom). Daarom denken vele uitleggers aan medestanders van wie je meer last dan gemak hebt. Wij zeggen dan: 'met zulke vrienden heb je geen vijanden nodig.'

In (7) horen we wat velen van die zgn vrienden zeggen: wie zal ons het goede doen zien? Kennelijk is er gebrek aan van alles, ook aan koren en most (8b), aan brood en wijn. Davids 'vrienden' ondermijnen met deze vraag zijn koningschap.

David had al ook gezien hebben dat er minder welvaart is, en hij snapt de opwinding en verbittering van zijn vrienden daarover (5), maar dringt aan op zelfbeheersing.
Zelf kan hij er niet wakker van liggen: hij heeft een andere rijkdom, die koren en most ver te boven gaat (8). De rijkdom van het geloof. Hij heeft het volste vertrouwen in de Here.

Dat is voor hem geen theoretische zekerheid, maar iets om praktisch te zoeken en te ervaren. Door te bidden (2 en 7b) legt hij al zijn zorgen bij God neer. David weet zich bij voorbaat gehoord (4b) en dan vindt hij rust (9).

Om dezelfde reden maakt hij zich ook geen zorgen om het achterbakse van zijn 'vrienden'. Hij weet zich een gunsteling van de HERE. Het verzet van zijn vrienden is tevergeefs (ijdel vs 3).

David is niet uit op wraak en vergelding van zijn vrienden. Hij deelt met hen zijn geloof en wijst hun de weg. (5-6) In 7b bidt hij in de wij-vorm voor zichzelf en zijn vrienden dat God het licht van zijn aangezicht over ons verheft.

Opschrift
Voor de koorleider. Bij snarenspel. Een psalm van David.
Deze woorden vinden we vaker in de Psalmen (6: 1; 61: 1; 67: 1), maar geven geen nadere informatie over de achtergronden van de Psalm. Het NBG zet er als opschrift 'Avondlied' boven. Dat is goed gekozen vanwege (9).

Degene die de psalmen bij elkaar heeft verzameld, heeft er een zekere compositie van gemaakt. Ps 2 gaat over de messiaanse koning, dan volgen een morgenlied (Ps 3) een avondlied (Ps 4) en een morgengebed (Ps 5). Maar wat we van de andere psalmen weten, moeten we niet bij Ps 4 inlezen. Ps 3 laat zich verbinden met het conflict tussen David en Absalom; bij Ps 4 ligt dat niet voor de hand.

Opbouw
We vinden vijf strofen. De eerste (vers 2) en de laatste (vers 9) bevatten in het Hebreeuws allebei tien woorden, verdeeld over drie zinnetjes.
Daartussen staan de drie andere strofen die alle uit vier zinnetjes bestaan.
In het midden staat de derde strofe. Deze centrale verzen bevatten de kernboodschap: vier keer een gebiedende wijs.

Ps 4: 2 (de eerste strofe)
2 Als ik roep, antwoord mij, o God mijner gerechtigheid,
die mij ruimte maakt in benauwdheid;
wees mij genadig en hoor mijn gebed.


David roept zijn God aan: antwoord mij (2a), hoor mijn gebed (2c), wees mij genadig, dat is: wees goed voor mij. Hoe hij zich dat antwoord voorstelt staat daar tussen: geef mij ruimte nu ik problemen heb, in het nauw gebracht door mijn vrienden. (2b).

Ps 4: 3 - 4 (de tweede strofe)
2 Gij mannen, hoelang is mijn eer tot versmading,
hoelang hebt gij ijdelheid lief, jaagt gij de leugen na?
4 Weet toch, dat de Here Zich een gunstgenoot heeft afgezonderd;
de Here hoort, als ik tot Hem roep.


Nu volgt de klacht. Zijn vrienden zetten Davids eer en goede naam op het spel door hun voorkeur voor leugens en ijdelheid of schijn. Er zijn kennelijk problemen met de welvaart en er is onvrede over ontstaan, maar ipv goed leiding te geven, grijpen ze deze gelegenheid aan om David in diskrediet te brengen. Halve waarheden en leugens komen dan goed van pas.

Daar tegenover weet David dat er met list en bedrog geen toekomst is te verwachten. Die is er alleen voor wie een gunstgenoot is van de Here. Daarmee bedoelt David zichzelf: koning is hij omdat hij daartoe uitverkoren werd door God. Daarom weet David dat de Here hoort, als ik roep (4b). Daarin komen (2a) 'als ik roep' en (2c) 'hoort' terug.

Ps 4: 5- 6 (de derde strofe)
5 Weest toornig, maar zondigt niet;
spreekt in uw hart op uw leger, en zwijgt. Sela
6 Brengt offers naar de eis
en vertrouwt op de Here.


(5a) en (5b) vormen een parallellisme. In beide vershelften gaat het om hetzelfde: boosheid, irritatie, opwinding bij zijn vrienden. Daar heeft David wel begrip voor, maar hij waarschuwt vooral dat zij zich daar niet door mee laten slepen: zondigt niet en zwijgt. Ze moeten stoppen met hun leugenachtige woorden. Dat is niet de manier om uit de crisis te komen. Wat ze wel moeten doen: de juiste offers brengen. Dat kunnen letterlijk dier-offers zijn, zoals in de Torah staat. Maar misschien ligt wel meer voor de hand het offer van de ikzucht. 'U wilt van mij geen offerdieren, in brandoffers schept U geen behagen. Het offer voor God is een gebroken geest; een gebroken en verbrijzeld hart zult U, God, niet verachten.' (Ps 51: 18 - 19). In het vertrouwen dat de Here zal helpen.

Ps 4: 7 - 8 (de vierde strofe)
7 Velen zeggen: Wie zal ons het goede doen zien?
verhef over ons het licht uws aanschijns, o Here!
8 Gij hebt meer vreugde in mijn hart gegeven
dan toen hun koren en most overvloedig waren.


In deze verzen staat David niet meer tegenover zijn vrienden, maar sluit zich bij hen aan. Hij neemt hun vraag over (7a) 'wie zal ons het goede doen zien?' Dat is: hoe komen we uit de problemen? Waar ligt onze toekomst? Op die vraag volgt geen theoretisch antwoord, maar een gebed (7b). De woorden herinneren aan de Aäronitische zegen (Num 6: 24 - 26) en smeken God dat Hij zijn aangezicht verheft en als de opkomende zon licht en warmte brengt.
In (8) herinnert David zich hoe hij zich ooit in Gods nabijheid heeft verheugd. Een blijdschap die het vrolijke en onbezorgde van meer dan genoeg eten en drinken ver te boven gaat.

In de vierde strofe vinden we een chiasme of kruisstelling (X)  en een parallellisme (//):
velen en het goede (7a)  X  koren, most en overvloedig (8b).
licht en aanschijn (7b)  //  vreugde en hart (8a)


Ps 4: 9 (de vijfde strofe)
9 In vrede kan ik mij te ruste begeven en aanstonds inslapen,
want U Here,
laat mij wonen in een vertrouwd en veilig huis.


Tegenover de opwinding en irritatie van zijn vrienden om de tegenvallende welvaart stelt David zijn kalmte en rust. Die vindt hij in het geloof, bij de Here. Ondanks het gebrek aan eten en drinken, vertrouwt hij erop dat God voor hem zal zorgen. Hij laat zijn zorgen los, gaat naar bed en heeft een goede nachtrust. Hoe anders zijn boze vrienden. Die doen geen oog dicht. In het donker van de nacht worden hun zorgen en moeilijkheden alleen maar groter. Omdat ze geen houvast hebben, geen vertrouwen. David echter voelt zich ondanks alles thuis in deze wereld, ook als er zorgen zijn. Omdat de Here bij hem is.

Vertaalkwestie
Vers 9 werd tot voor kort vrij algemeen als volgt vertaald: Want U alleen o Heer, laat me wonen in veiligheid. De Leidse vertaling had echter 'lebadad' (alleen) bij 'laat mij wonen' gevoegd, en niet bij 'U, Here' en leest dus ' ...want gij, Heer, gij doet mij afgezonderd (alleen), onbezorgd wonen.' De Septuaginta heeft dit ook al.
Er is nog een reden om het zo te doen: dan krijgt de vijfde strofe een opbouw die veel beter past bij de eerste: allebei 3 regels met 11, 6, 10 resp 11, 5, 9 lettergrepen.
Om die reden stelt Fokkelman voor: ' Want U o Heer laat me ongestoord wonen in veiligheid' . Het NBG vertaalt nu 'Want U, Heer, laat mij wonen in een vertrouwd en veilig huis'. (NBV21)
'Lebadad' moet gezien de context wel een positieve betekenis hebben. Daarom is 'alleen' minder geslaagd, want dat heeft iets van afzondering, isolement. Vandaar het ongestoord (Fokkelman) of vertrouwd (NBV). Daarmee herinnert dit vers aan Deut 33: 28: Israel woont veilig en ongestoord in een land van koren en most.
 
terug