Ps 29 Ps 29

Oorsprong
Het was vroeger gebruikelijk een psalm niet op eigen naam te zetten, maar aan beroemde ander bv David toe te schrijven. Dat is mogelijk met dit lied ook gebeurd.

Daar komt nog iets bij: een groot deel van het lied is 'geleend' van de oorspronkelijke Kanaänitische bevolking. Er zijn nl. in Ugarit (Rash Sjamra, Fenicië, nu West Syrië bij Latakia) oude kleitabletten terug gevonden, met teksten die sterk lijken op Ps 29. Daarin wordt Hadad (ook wel Baäl genoemd) , de god van het onweer, bezongen. Ook zijn er in onze Ps 29 dingen die op deze oorsprong wijzen, bv de Sirjon (vers 6b). Zo noemden niet de Israëlieten maar de inwoners van Sidon (Fenicië) de Hermon, staat er in Deut 3: 9.

Hoe dan ook, de anonieme dichter, bekend met zo'n lied, heeft het idee 'onweer als stem van God' overgenomen (geleend) en het gebruikt om er de Heer, de God van Israël mee te eren.


In Fenicië vereerde men de krachten van de natuur, bv het onweer als de godheid Baal-Hadad. In de bijbel wordt de natuur ontgoddelijkt en daardoor kan ze een voertuig worden van de levende God.

 

Onregelmatig parallellisme
De Psalm heeft niet de strakke opbouw in parallelle delen zoals we die van andere psalmen kennen. Er zijn eenvoudige, synonieme parallellen die 2 halfverzen hebben (bv 8a en 8b); maar er zijn ook zinnen met 3 halfverzen (bv 1a, 1b en 1c). Vers 2b en 9b zijn dan weer zonder parallel en trekken op die manier de aandacht. Zo geeft de dichter deze woorden extra nadruk.

oprspOproep
Eerst is er de opdracht de HEER te erkennen. (vers 1 - 2), drie keer met 'erken' en dan met 'buig'. Op dat laatste sluit vers 9c aan.

Motivatie
Dan volgt (vers 3 - 9b) de reden voor het bevel om voor de HEER te buigen: Hij toont zijn majesteit in het onweer. Dat onweer heet in deze verzen 7 keer 'de stem van de HEER'. De dichter herinnert zo aan de Schepping van hemel en aarde in Gen 1. Door te spreken schiep God in 7 dagen alle dingen. Eeuwen later wilde Johannes op deze Psalm aansluiten: in Opb 10: 3 heeft hij het over 7 donderslagen.

We kunnen in deze verzen drie delen ontdekken:

vers 3 - 4 (wie?) vers 5 - 6 de stem van de Heer vers 7 - 9 de stem van de Heer
de Heer boven de wateren bliksem en donder bliksem en donder
de Heer boven de wijde wateren bergen: Libanon en Sirjon woestijn: Kades
  bomen: ceders dieren: hinden en geiten

Bergen en woestijn samen duiden het droge aan: de gehele bewoonbare aarde beeft als de stem van de HEER klinkt.
Bomen en dieren vertegenwoordigen de levende natuur: heel de schepping schrikt op als de HEER zijn stem laat horen.

Slot
Vers 9c gaat niet meer over de stem van de HEER, maar over wat er in zijn paleis gebeurt. Om die reden past het beter na 10. Vers 11 is een zegenbede.

Ps 29: 1 - 2
De oproep om de HEER te erkennen is gericht aan de 'godenzonen'. De bijbel leert weliswaar dat Israëls God de enige, ware God is (monotheïsme), maar tegelijk wordt over de goden van andere volken niet gering gedacht. Die hebben een zekere realiteit en aantrekkingskracht. (henotheïsme) (vgl Ps 82: 1 en Ps 138: 1) Vandaar het eerste en tweede gebod om bij Jahweh alleen te blijven en geen beelden te maken. Ps 29 roept deze goden op om voor de HEER te buigen, maw Jahweh als de meerdere te erkennen. De dichter stelt zich Jahweh voor als koning in zijn paleis, op een troon waarbij de goden naar voren komen om voor Hem te buigen. Vgl Ps 96: 7 - 9

Ps 29: 3 – 4
Bij oppervlakkige lezing zou je kunnen denken dat het hier gaat over een onweer boven de zee. Daar kan het inderdaad geweldig tekeer gaan. Maar de aanduiding 'boven de wateren' (3a) en 'boven de wijde wateren' (3c) is hier niet een bepaling bij het onweer, maar bij de Heer. Het gaat niet om de plaatds van het onweer, maar om de plaats waar de HEER woont. Met de wateren is de hemeloceaan bedoeld Het oudtestamentische wereldbeeld stelt nl de aarde voor als een platte schijf, het droge land omringd door zeeën. Water is er ook onder de aarde en erboven. Een hemelkoepel houdt het hemelwater op veilige afstand: het firmament, de sterrenhemel waaronder het goed leven is. Zo heeft God het gemaakt. Daarom heet Hij: de HEER boven de (wijde) wateren, boven de oervloed. Hij is Heer en Meester van de bedreigende chaosmacht en troont daarboven in zijn paleis.

Ps 29: 5 – 6
De cederbomen op de Libanon (hoog, recht, sterk) splijten zomaar door midden als de bliksem.inslaat.
Zelfs de machtigste bergen, met daarop NB de heiligdommen van de Baäl, staan te trillen wanneer het onweert: de donderslagen doen de Libanon opspringen als een kalf, als het jong van een wilde stier de Sirjon (de Hermon). Is het toevallig dat de dichter deze dieren noemt? Of maakt hij een toespeling op de godheid Baäl die wel werd afgebeeld staande op een stier?

Ps 29: 7 – 9
In de droge woestijn breekt brandt uit als de bliksem inslaat. Ook daar beeft de aarde. Hinden en geiten schrikken zo erg, dat hun jongen geboren worden.
De NBV-21 geeft ook een alternatieve vertaling voor 'de geiten hun jongen werpen', nl 'en ontbladert de bossen' Maar na 9a (het kalven van de hinden) is dat niet waarschijnlijk: een synoniem parallellisme ligt meer voor de hand.

Ps 29: 9c – 10
Zo troont de HEER boven de vloed, als Koning, voor altijd. ‘Majesteit!’ roept heel zijn paleis. Zo gaat de oproep 2b om te buigen voor de HEER in zijn heilige glorie in vervulling. Het is een gloria in excelsis Deo. En het volgende vers zal van 'vrede op aarde' zingen.

Ps 29: 11
Over mensen ging het nog niet in deze Psalm, enkel over God en zijn relatie tot de schepping. Maar nu komt ook de mens in beeld, te weten 'zijn volk' dwz Israël. Deze God, de HEER met zijn machtige stem, zal macht verlenen aan zijn volk. Het volgende vers legt uit wat dat inhoudt. Niet een wereldrijk zal Israël zijn om te heersen over andere volken, maar: de HEER zal het zegenen met vrede.
De vrede die lijkt op de stilte na een hevig onweer? De benauwde hitte voorbij, de lucht gezuiverd, het dorre land weer vochtig en vruchtbaar. Vrede het laatste woord van een psalm vol natuurgeweld.


Samenvattend
In het oude Israël beleefde men de natuur niet als prachtig en mooi, zoals wij nu, die van de ongerepte natuur spreken. Men was er veeleer bang voor: de zee, de hoge bergen, de woestijn, het was allemaal gevaarlijk en bedreigend, net als de goden van de omringende volken. Juist die dingen worden door het onweer aangepakt. Het zijn de vijandige, schrikaanjagende dingen die voor de HEER buigen als Hij zijn stem laat klinken. Zo is het onweer voor Israël een reden tot ontzag: hierin openbaart God zijn macht. Ridderbos schrijft: 'In de donder...beluisteren zij de strijdkreet van de geweldige Strijder, die hun te hulp snelt, en de donder spreekt hun er van, dat Jahweh eenmaal alle machten die het leven onmogelijk maakten, heeft getemd, de wereld tot een voor de mens bewoonbare plaats heeft gemaakt en dat Hij nog altijd de ordening van de wereld in stand houdt (89). God wekt ontzag en vertrouwen.

Luther
Van Maarten Luther, de latere reformator, is bekend dat hij vanwege een hevig onweer, zijn leven over een andere boeg zou gooien. Op 2 juli 1505 is Luther na een bezoek aan zijn ouders op weg terug naar de Universiteit van Erfurt, waar hij rechten studeert. Bij Stotterheim komt hij in een storm terecht terwijl het onweert. Vlakbij hem slaat de bliksem in en Luther wordt tegen de grond geslingerd. Dan roept hij de heilige Anna aan en belooft dat hij monnik zal worden. Met die gedachte had hij al eerder gespeeld, maar het losbandige leven als rechtenstudent had ook zijn leuke kanten en daarom was het er niet van gekomen. Het onweer geeft hem het zetje richting kerk en geloof. Maw het onweer bracht voor hem een boodschap van God over, zoals de dichter van Ps 29 duizenden jaren eerder er ook iets van God in had ervaren.

Onze ervaring?
De ervaring van de psalmdichter en van Luther maken duidelijk dat zelfs het onweer iets van God in zijn relatie met mensen leert. Voor de psalmdichter is het een bemoedigende boodschap, voor Luther een corrigerende. Kunnen moderne mensen anno 2022 zo nog de natuur beleven dat daarin hun iets van God overkomt? Staan we daar nog voor open? Of weten we teveel van luchtlagen die over elkaar heen schuiven, waardoor electrische spanning ontstaat, die vervolgens tot ontlading komt, zichtbaar als flits en even later hoorbaar als geluid? Kunnen we dat nog tussen haakjes zetten en ahw worden als een kind om onbevangen het onweer te ondergaan? En kunnen we het nog in verband brengen met God en de thema's van ons leven?

Systeem?
De kerk heeft op grond van deze Psalm en andere schriftgegevens een leer van de Voorzienigheid opgebouwd. Alle dingen, regen en droogte, ziekte en gezondheid, rijkdom en armoede, alles komt over ons uit Gods vaderlijke hand. '...alle schepselen zijn zo in zijn hand, dat zij zich tegen zijn wil niet roeren of bewegen kunnen'.
De catechismus formuleert hier (in zondag 10) heel kort dingen waar nog veel meer over gezegd en genuanceerd kan worden. Maar belangrijker lijkt me het volgende. Het maakt nogal een verschil of je zoals de psalmdichter of Luther over deze dingen uit eigen ervaring spreekt, of dat je van hun getuigenissen een systeem maakt, en dat als leerstof meegeeft aan beginnende gelovigen, die geen religieuze ervaring met het onweer (of met ziekte, gezondheid, rijkdom, armoede enz) hebben opgedaan. Het lijkt me onmogelijk om zo'n leerpunt op z'n waarde te schatten zonder de bijbehorende ervaring.
 

terug