1 Kor 15: 51 - 58
1 Kor 15: 51 - 58
Inleiding
In het voorgaande (vers 22 - 24) heeft Paulus duidelijk gemaakt dat allen in Adam sterven, en allen in Christus zullen levend gemaakt worden. Dan volgt het einde en draagt Jezus de macht over aan God. Dan is 'God alles in allen' (vers 28). Die toekomst noemt Paulus hier 'het koninkrijk van God' (vers 50).
Dit roept wel een vraag op. Want zo lijkt het alsof alleen gestorvenen aan de opstanding deel krijgen. Maar bij de Wederkomst zullen er ook nog christenen zijn die leven. Daar gaat Paulus ook voor zichzelf van uit: 'wij zullen niet allemaal eerst sterven' (vers 51) Maar kun je zonder gestorven te zijn opstaan uit de doden en leven in Gods rijk?
Het lichaam (50)
Een goede vraag, 'want vlees en bloed krijgen geen deel aan het Koninrijk van God.' De reden daarvoor is niet dat
- het koninkrijk van God alleen voor zielen of geesten is
- het lichaam er niet toe doet, omdat de ziel of geest veel belangrijker of edeler zou zijn
- het lichaam slecht is, omdat er begeerte en lust in huizen.
Zulke meningen kon je bij de Griekse filosofen en in de gnostiek wel tegenkomen, maar in het Oude Testament en in het Joodse geloof hoort het lichaam met de levensadem heel eenvoudig bij Gods goede schepping. Ook bij Paulus. Hij weet wel dat je met het lichaam zondigen kunt, maar dat kun je ook met de ziel of geest. Dat is geen reden om het lichaam af te waarderen. Integendeel: in dezelfde brief prijst hij het lichaam als tempel voor de heilige Geest (1 Kor 6: 19).
Wat is er dan wel mis met vlees en bloed? Een paar keer vallen de woorden vergankelijk en sterfelijk. Dat is dus het probleem. Voor het vergankelijke en sterfelijke is geen plaats in het Koninkrijk van God dat kennelijk van een heel andere orde is dan de alledaagse werkelijkheid gekenmerkt door ziekte, verval en dood, die naar Paulus' besef door de zonde van Adam in de wereld zijn gekomen (vers 22 en 56, Rom 5: 12). Gods Rijk is onvergankelijk, daar kan het vergankelijke geen deel van uitmaken. (vers 51). Over het verschil tussen het natuurlijke lichaam dat vergankelijk is en het geestelijk lichaam dat onvergankelijk had Paulus eerder al (verzen 35 - 49) het nodige gezegd.
Beërven (50)
Het Griekse woord voor 'deel krijgen aan' is eigenlijk 'beërven'. Dat geeft al aan dat het Koninkrijk van God niet iets is dat je kopen of veroveren kunt. Het hoort bij de erfenis van Christus, die de Rechtvaardige is. Hij heeft er recht op. Hij wil het delen met die bij Hem horen. Je kunt het enkel in ontvangst nemen.
Geheim (51)
Paulus antwoordt door een geheim (Gr. mysterie) te onthullen. Hoe hij daar zelf achter is gekomen, vertelt hij niet. Misschien een droom, een goed gesprek, studie van de bijbel, gebed of een combinatie van deze dingen? Het hoe is niet het belangrijkste, de inhoud wel. De aanduiding mysterie geeft ondertussen wel aan, dat het gaat om iets dat normaal gesproken voor mensen verborgen is. Als Paulus het dan toch kan meedelen, is duidelijk dat het hem van hogerhand werd geopenbaard. Zonder het met zoveel woorden te zeggen claimt Paulus het hoogste gezag voor zijn antwoord. Dat zal bemiddeld zijn door droom, gebed enz., maar het gaat terug op God zelf.
Het antwoord betreft het volgende geheimenis: wij allemaal (gestorvenen en levenden) zullen veranderd worden.
- De doden zullen worden opgewekt met een onvergankelijk lichaam (vers 52)
- en zo'n verandering zullen ook de levenden ondergaan.
De bazuin (vers 52)
De bazuin is een instrument, vergelijkbaar met de (benen) hoorn, maar dan van metaal, en qua vorm langgerekt en met een wijde opening. Daarmee brengt de blazer een luide, hoge, schelle toon voort. Bv om soldaten het signaal voor de aanval te geven (Num 31: 6). Maar ook priesters in de tempel gebruikten de bazuin bij de offers, om God op te roepen naar zijn volk om te zien (Num 10: 10). De openbaring van de wet (Ex 19: 16) en het gericht (Joël 2: 1) gaan gepaard met de overweldigende klank van ramshoorns. Er is geen beter instrument om alle mensen wereldwijd en tot in het dodenrijk te bereiken. Paulus spreekt over de bazuin in het enkelvoud, maar zal vast niet een enkele klaroenstoot bedoeld hebben, eerder geschal van vele bazuinen De blazers zijn de engelen. Bij de laatste bazuin is het einde gekomen en worden de doden opgewekt. (Vgl 1 Thes 4: 16, Mat 24: 31)
Jaar, dag en uur van het einde zijn alleen aan God bekend.
Herschepping (54a)
De verandering is niet het gevolg van een langzaam proces, zoals van een rups die in een cocon enkele weken erover doet om in een vlinder te veranderen. Deze verandering gebeurt in minder dan 'een split second', in een ondeelbaar ogenblik, in een oogwenk (52). Dat doet denken aan de de schepping van hemel en aarde in Gen 1. Door te spreken riep God de dingen van het ene op het andere moment uit het niets tot aanzijn. Zo plotseling is ook de verandering die geschikt maakt voor het koninkrijk van God.
Het rijk van God is een vernieuwde of herstelde schepping, dus niet zo nieuw als de eerste schepping. Toen werden de dingen uit het niets tot aanzijn geroepen. Nu is er wel een begin, een aanknopingspunt: de mensen (gestorven of levend) worden veranderd. Iets gaat mee de eeuwigheid in. Daarop duidt Paulus als hij schrijft dat het vergankelijke, sterfelijke lichaam bekleed zal worden, nl met onvergankelijkheid, onsterfelijkheid. Wij zouden zeggen: onze naam, onze identiteit blijft door de dood heen bewaard om herschapen naar lichaam en ziel op te staan in Gods nieuwe wereld. (> 2 Kor 5: 1 - 5)
En dan? (54b - 55)
Over het Koninkrijk van God geeft Paulus niet veel informatie. Hij vindt het niet nodig daarover te speculeren. Het belangrijkste heeft hij al gezegd (vers 28) : dan is het "God alles in allen".
Hij merkt op, dat met het einde van de dood oude profetieën in vervulling zijn gegaan:
- ‘De dood is verslonden en overwonnen' (54) herinnert aan Jes 25: 8 'Hij zal de dood voor altijd verslinden'
- 'Dood, waar is je overwinning? Dood, waar is je angel?’ (55) is een toespeling op Hosea 13: 14b 'Dood, waar zijn uw pestziekten? Graf, waar is uw verderf?'
Met andere woorden: dan zal blijken dat God woord heeft gehouden. Hij maakt zijn beloften waar. Wat Hij zich heeft voorgenomen, maakt Hij waar. Zijn plannen komen uit.
Tenslotte (56-58)
Nog een keer (ook vers 22) herhaalt Paulus de samenhang van wet, zonde en dood. (> Rom 5: 12-21). Dat is de situatie in de huidige wereld. Zo zal het blijven tot de Wederkomst. Daar hoeven we niet gedeprimeerd van te zijn. Integendeel: laten we God danken, schrijft Paulus. Want Hij geeft ons de overwinning door onze Heer Jezus Christus. Door Jezus ontsnappen we aan de heilloze keten van wet, zonde en dood. De dood kan ons niet vasthouden. Als Gods tijd gekomen is, staan wij op om in een nieuw lichaam te leven in het Rijk van God.
Met dat vooruitzicht roept Paulus de Korinthiërs op om zich niet in de war te laten brengen door mensen die beweren dat er geen opstanding van doden is. Of bv vandaag twijfelen omdat de rol van de dood allerminst lijkt uitgespeeld te zijn. 'Wees liever standvastig en onwankelbaar', nl gegrondvest op het fundament dat Paulus gelegd heeft (1 Kor 15: 1)
'En weest voortdurend, zonder op te houden, overvloedig in het werk van de Heer'. Het werk van de Heer betreft het nieuwe, wedergeboren leven, het omzien naar elkaar in de gemeente, de zending, de zorg voor wie te kort komen. Het overvloedige doet denken aan het 'meer dan gewone' waar Jezus over sprak in de Bergrede. Die inzet of 'arbeid is niet vergeefs' of ijdel (anders dan Prediker), maar heeft betekenis en effect. Daarin laat het komende Rijk van God zich al zien.
|