aanvullingen bij zondvloedverhaal aanvullingen bij zondvloedverhaal

Naam en Relatie
Van Wolde (147) wijst erop hoe in Gen 1 – 9 de namen voor God, aarde, mens afhangen van de onderlingen relaties:

  • God mbt tot mens: Jahweh (Here - nabij) / God op zichzelf: El (God - transcendent)
  • Aarde mbt mens: Adama (grond/akker) / Aarde op zichzelf: Erets (aarde)
  • Mens mbt Adama: Adam (mens, mensheid,) /  Mens mbt Jahweh: Enosj (sterveling)
  • Mens mbt Acher (medemens): Ach (broer)
  • Man mbt vrouw: Isj (man) / Vrouw mbt man: Isja (mannin)
  • Mens op zichzelf: komt niet voor (onbestaanbaar)

Woordspelen
De naam Noach is nauw verbonden met de Hebr woorden voor genade (chen), spijt (nacham), rust/troost (nacham), rustgevend offer (nichoach)
 

Voetnoten:
1 In Gen 7: 21 noemt de schrijver krioelende dieren, wilde dieren en vee. De bedoeling is duidelijk: alle dieren muv vissen zijn aan boord van de ark.
2 Het is ook het jaar dat Metuselach sterft.
3 Tijdsduur
We kunnen de verschillende tijdsaanduidingen niet tot één samenhangend geheel combineren. Gaan we selectief te werk, dan kunnen we drie varianten samenstellen:

(a) Zonnejaar
Volgens Gen 7: 6 begint het op 17-02 van jaar X en volgens Gen 8: 14 eindigt het op 27-02 van het jaar daarop.
Dus totaal 1 maanjaar van 354 dagen + 11 dagen (als we de begindag meerekenen), oftewel een zonnejaar.

(b) 10 keer 7 dagen
Gen 7: 4. 10. 12 en 17 spreken van een tijd vooraf ‘over zeven dagen’ gevolgd door ‘40 dagen en nachten van de vloed’
Na die 40 dagen doet Noach het venster open en laat een raaf los (Gen 8: 7). Die verschaft geen duidelijkheid.
Daarom laat Noach vervolgens drie keer een duif los met tussenpozen van een week (Gen 8: 8 – 12). Als de duif niet meer terugkomt, weet Noach dat de aarde droog is. Mens en dier verlaten dan de ark.
Dus 7 dagen (1 week) + 40 dagen (6 weken) + 3 x 1 week = 10 weken (70 dagen)

(c) Maanjaar
Noach is 600 jaar als de zondvloed komt (Gen 7: 6). We nemen aan dat de schrijver doelt op 01-01.
De schrijver noemt niet de periode dat de vloed komt en het water hoger en hoger stijgt. (40 dagen?)
In Gen 7: 24 vermeldt hij dat dat de aarde helemaal met water is bedekt. (150 dagen). Dan begint het water te zakken (Gen 8: 3)
De schrijver noemt niet de periode dat de ark tijdens het zakkende water ronddrijft (14 dagen?)
Gen 8: 4 lezen we dat op 17-07 (de bodem van) de ark strandt op de Ararat die dan nog onder water staat.
Het volgende vers vermeldt dat 01-10 de bergtoppen boven het water uitkomen
Gen 8:13 staat dat de aarde 01-01-601 droog is.
Dus (40) + 150 + (14) + 150 = 354 dagen, een maanjaar.
 

Van Wolde combineert tot een symmetrisch schema:
7 dagen tot de vloed,
40 dagen dat de regen valt,
150 dagen zijn de wateren op aarde,
40 dagen later opent Noach de ark,
7 dagen later gaat hij van boord (voor dit laatste geen aanwijzing in de tekst)

terug