Ex 2
Ex 2
Context
In het vorige hoofdstuk is verteld hoe de farao het volk Israël wil klein houden. Dat loopt erop uit dat de farao zijn volk opdracht geeft om alle jongetjes van Israël die geboren worden, in de Nijl te gooien. Tegenwoordig zouden we dat met genocide en staatsterreur benoemen.
Ex 2: 1 Een man uit de stam Levi trouwde met een vrouw uit diezelfde stam.
Het bijbelboek heet in het Hebreeuws 'sjemot' (namen), maar in dit hoofdstuk blijft bijna iedereen anoniem. Pas later (Ex 6: 20; 15: 20) horen we om wie het gaat: Jochebed en haar man Amram, hun dochter Mirjam, hun oudste zoon Aäron. Ook het kindje om wie het nu gaat, blijft eerst nog zonder naam.
Door hen (eerst) anoniem te laten, geeft de schrijver het onmenselijke van hun situatie aan: geen naam, geen gezicht, nauwelijks nog mensen, tot slaaf gemaakt. Geen leven en geen toekomst.
Dat deze twee trouwen (en een kind krijgen - vers 2) is gezien de mensonwaardige omstandigheden toch een motie van vertrouwen in het leven. Als verre nakomelingen van Abraham, Izaäk en Jakob hadden deze man en vrouw uit de stam Levi blijkbaar nog een beetje geloof weten te bewaren. Maar een mosterdzaadje is al genoeg, zou Jezus later zeggen (Mat 17: 20; Luc 17: 6).
Ex 2: 2 Zij werd zwanger en bracht een zoon ter wereld. Ze zag hoe mooi het kind was en hield het verborgen, drie maanden lang.
'Mooi' is de vertaling van het Hebreeuwse woordje 'tof'. Dat kan allerlei positieve betekenisssen hebben, bv mooi, goed, akkoord. Misschien was Mozes wel een gezond en mooi kindje, al weten we van zijn latere leven dat hij stotterde en een opvliegend karakter had. Maar tof kennen we ook van het scheppingsverhaal in Gen 1. Na elk van zijn scheppingen horen we: 'en God zag dat het goed (tof) was'. Maw Jochebed ziet haar kind als met de ogen van God.
Kijken alle ouders zo naar hun kind of naar dat van anderen? Meestal wel gelukkig. Zelfs als een kindje van alles mankeert, omringen ze het met liefde en zorg. Maar niet altijd gaat het zo: van Herodes de Grote is bekend dat hij zijn eigen kinderen liet doden. Achterdochtig als hij was vreesde hij dat ze hem van de troon zouden stoten. In de ogen van de farao zag Mozes er vast niet tof uit. In de ogen van Mengele evenmin.
Maar Jochebed zag dat Mozes tof was. Ze kan niet anders dan goed voor hem zorgen en hem uit de handen van de Egyptenaren houden. Dat lukt drie maanden, maar dan ziet ze het hopeloze van haar onderneming in. Vroeg of laat zal het gebrul van haar kind haar verraden.
Ex 2: 3
Toen ze geen kans zag haar zoon nog langer verborgen te houden, nam ze een mand van papyrus, bestreek die met pek en teer, legde het kind erin en zette de mand tussen het riet langs de oever van de Nijl.
Ze bedenkt een plan. Ze zal haar kleintje in een mandje leggen en bij het riet, langs de oever van de Nijl te vondeling leggen. Het woordje mand is opvallend. De schrijver gebruikt hier het Hebreeuwse 'teva'. Dat komt in heel het OT op nog maar één plaats voor, in Gen 6:14. Daar krijgt Noach de opdracht een 'teva', een ark te bouwen en die te bestrijken met pek. Maw de schrijver wil dat we aan de geschiedenis van de zondvloed denken. Hoe iedereen omkwam in het water, behalve die bij Noach in de ark waren. Zo zal dit arkje deze enige redden, waar zovele andere jongetjes geen kans maakten.
Ex 2: 4 De zus van het kind ging een eind verderop staan, om te zien wat er met hem zou gebeuren.
Van een afstand houdt Mirjam de ontwikkelingen in de gaten. Waarom Jochebed dat niet zelf doet? Zo moet de prinses straks wel denken dat Mozes helemaal geen ouders heeft en door zijn zus bij de Nijl is neergelegd. Als ze ipv Mirjam de moeder zou zien, had ze zich Mozes niet als kind kunnen toe-eigenen.
Ex 2: 5 Even later kwam de dochter van de farao naar de Nijl om te baden, terwijl haar dienaressen langs de rivier heen en weer liepen. Zij ontdekte de mand tussen het riet en liet die door een van haar slavinnen halen.
Plaats en tijd zijn goed uitgekozen: al gauw komt de dochter van de farao naar de Nijl om te baden. Zij ontdekt het mandje: Vast is haar aandacht getrokken door het gehuil van het kind. Een slavin haalt het op.
Ex 2: 6 Ze maakte de mand open en zag daarin het kind. Het jongetje huilde, en vol medelijden zei ze: ‘Dat moet een Hebreeuws kind zijn.'
De prinses ziet het kind en hoort het huilen. Haar hart breekt, ze krijgt medelijden. Ze weet direct wat er aan de hand is: een Hebreeuws kind. Maar anders dan haar vader, kan zij het niet over haar hart verkrijgen de officiële maatregel uit te voeren en het jongetje in de rivier te verdrinken.
Ex 2: 7 Toen kwam de zus van het kind haar vragen: ‘Zal ik bij de Hebreeuwse vrouwen een voedster gaan zoeken om het kind voor u te voeden?’
Dan komt Mirjam naar de prinses toe en stelt voor om een voedster te zoeken om het kind voor haar te voeden. Zo is direct duidelijk dat dit kind voor de prinses is. Over enkele jaren zal het ook bij haar aan het hof komen te wonen. Maar nu eerst is er een voedster nodig. De prinses zelf kan het de borst niet geven.
Ex 2: 8 - 9 ‘Ja, doe dat maar,’ antwoordde de dochter van de farao, waarop het meisje de moeder van het kind ging halen. De dochter van de farao zei tegen de vrouw: ‘Neem dit kind mee en voed het voor me. Ik zal u ervoor betalen.’ De vrouw nam het kind mee en voedde het.
De prinses vindt het een goed plan en Mirjam haalt Jochebed op. Natuurlijk zegt ze er niet bij dat Jochebed de moeder is van Mozes en van haar. De prinses trapt er in. Ze gelooft echt dat Mozes een wees is en Jochebed zomaar een voedster is, niet zijn moeder. Daarom zal de prinses Jochebed zelfs betalen voor het voeden. Dat is toch wel humor: betaald krijgen om je eigen kind te voeden. Een lach en een traan tegelijk, want de werkelijkheid, een slavenbestaan en kindermoord, is zeer bedroevend.
Ex 2: 10 Toen het groot genoeg was, bracht ze het naar de dochter van de farao. Deze nam het kind aan als haar eigen zoon. Ze noemde hem Mozes, ‘want,’ zei ze, ‘ik heb hem uit het water gehaald.’
Na verloop van tijd (drie jaar?) brengt Jochebed haar zoon naar de prinses die consequent dochter van de farao wordt genoemd. Daarmee geeft de schrijver aan dat het kind bij de aartsvijand, in het hol van de leeuw wordt opgevoed. Daar leert hij alles van Egyptische taal, cultuur, godsdienst, wetgeving, politiek enz. Die kennis zal hem later goed van pas komen als hij zijn volk moet leiden.
Deze ene brengt het er levend af, waar zovelen het niet haalden. Wat zal hij met zijn geluk doen? Zal hij zijn volk vergeten en zijn macht gebruiken om het zelf goed te hebben en zoveel mogelijk te genieten? Of zal hij voor de gerechtigheid leven en zich het lot van zijn volk aantrekken? De schrijver en de lezers weten natuurlijk het antwoord. Hij zal hen uit Egypte leiden. Daarom mag zijn naam nu klinken: Mozes! Hij zal het anonieme, mensonwaardige bestaan van zijn volk bevrijden en toekomst geven.
Naam
Egyptische namen eindigen wel op mss, dat 'zoon' of 'geboren uit' betekent. Ramses bv betekent 'zoon van Ra' (de zonnegod). De prinses noemt het kind Mses, dat is dus gewoon zoon. De verklaring die ze erbij geeft: ‘ik heb hem uit het water gehaald.’ Etymologisch klopt dat niet helemaal: in het Egyptisch zou de naam verklaard kunnen worden als mo (water) + yses (gered). Wie Mozes vanuit het Hebreeuws wil verklaren komt uit bij mashah (uittrekken).
Monotheïsme?
Of hij aan het hof ook van Amenhotep IV heeft gehoord, de farao (van 1.351 - 1.334 vC) die het polytheïsme verving door een strikt monotheïsme (Aton-religie) is niet bekend, maar het is goed denkbaar. Klik hier voor meer informatie. Zijn opvolger Toetanchamon draaide de maatregel weer terug. De geschiedenis van Mozes en de uittocht speelde zich waarschijnlijk af ttv farao Ramses II (13-e eeuw vC).
Vrouwen
De farao, die zo bang is zijn positie en macht te verliezen, ziet in het volk Israël een gevaar. Vooral van de mannen en de jongens. Hij verzwaart het werk van de mannen. De jongetjes moeten op zijn bevel in de Nijl gegooid worden. Maar het zijn juist de vrouwen van wie 'het gevaar' komt. In Ex 1 weigeren de vroedvrouwen Sifra en Pua de jongetjes bij hun geboorte te doden. In Ex 2 zijn het Jochebed, Mirjam en de prinses, zijn eigen dochter, die bewust of onbewust eraan meewerken dat in elk geval dit ene jongetje Mozes gered wordt en aan het hof van de farao (!) opgeleid wordt om straks Israël uit Egypte te kunnen leiden.
|