Gal 5: 13-26
Context
Paulus heeft de Galatiërs het evangelie gebracht en uitgelegd dat een christen een vrij mens is: hij hoeft er niet over in te zitten, of hij wel bij God mag horen. Door Jezus kan hij zeker zijn van Gods liefde. Voor sommige christenen met een Joodse afkomst is dat veel te gemakkelijk. Zij vrezen dat dan alles mag en vinden dat een christen besneden moet zijn, net als zijzelf. In de voorgaande hoofdstukken bestrijdt Paulus de noodzaak van de besnijdenis. Hij wijst dat als een vorm van wetticisme af. In het laatste deel legt hij uit dat daaruit nog niet volgt, dat een christen vrij is om helemaal zijn eigen gang te gaan. Gal 5: 13-14 De vrijheid van het geloof is niet dat je kunt doen en laten waar je zelf zin in hebt (absolute vrijheid). Want dan ben je juist niet vrij; dan laat je je sturen door wat er in je opkomt aan emoties, prikkels, driften, impulsen, invallen, hartstochten en begeerte. Dat is wat Paulus met ‘vlees’ bedoelt. Daarmee wijst hij het lichaam niet af, alsof het slecht is. Dat zal hij als gelovige Jood, die van de goede schepping weet, nooit doen. Maar je er door laat leiden, dat is niet goed. Je moet je juist aan de leiding van de Geest toevertrouwen. Als je dat niet doet, zal het lichaam de vrijheid aangrijpen als een aanleiding – letterlijk een uitvalsbasis – om zich helemaal uit te leven. En dan wordt niet de wet vervuld en de naaste niet gediend, terwijl dat toch wel de bedoeling is: dat je je naaste liefhebt als jezelf. In Paulus’ visie is vrijheid paradoxaal genoeg verbonden met: wet, dienstbaar zijn (als een knecht of slaaf) en het gebod van de naastenliefde. Gods wet is voor christenen onverkort van kracht. Vgl Jezus die zei dat hij niet gekomen was om de wet te ontbinden, maar om die te vervullen (Mat 5: 17-48). Gal 5: 15 Aanvliegen en verslinden…In het Grieks staan er drie werkwoorden: bijten, opeten en verteerd worden. Dat is waar Paulus bang voor is: dat de gelovigen in hun discussie en meningsverschil over 'wel of niet de besnijdenis' elkaar zo pijn doen en beschadigen dat er ze er nog aan onder door gaan. Kerkelijke twisten zijn vaak de ergste: hete hoofden en koude harten doen de gemeente scheuren. Gal 5: 16-18 Een gelovige moet zich niet meer laten leiden door het vlees (wat uit jezelf opkomt), maar door de Geest (van boven). Want wat vlees en Geest willen, staat haaks op elkaar, zoals we heel concreet bij 19-23 zien. Er is nog een verschil: wie zich door de Geest laat leiden, wandelt. Daar zit iets ontspannens in. Daar tegenover staat het onrustige, hijgerige leven van degene die moet voldoen aan het begeren van het vlees. Het ontspannene van het leven onder de Geest komt ook omdat je dan niet ‘onder de wet’ bent. Paulus bedoelt: je moet je wel houden aan de wet, maar je wordt er niet op afgerekend. Hoe anders is dat voor wie naar het vlees leven: die zullen het Koninkrijk Gods (Gal 5:21) (het eeuwige leven Gal 6:8) niet beërven. Daar had Paulus al voor gewaarschuwd en dat doet hij opnieuw. Wat een mens zaait zal hij ook oogsten (Gal 6: 7-8). Wij zouden zeggen: wat je aandacht geeft, dat groeit. Gal 5: 19-21 Vijftien voorbeelden van wat het vlees uitwerkt: overspel, onreinheid, onfatsoenlijkheid, afgoderij, toverij, vijandschap, rivaliteit, jaloezie, boosheid, zelfzucht, verdeeldheid, scheuringen, nijd, dronkenschap, brasserijen. Cursief: tot het vlees behoren dus ook ‘geestelijke’ dingen die de saamhorigheid van de gemeente bedreigen. Het is niet alleen iets van je zintuigen. Het ‘en dergelijke’ geeft aan dat er nog veel meer voorbeelden te geven zijn. In vers 26 komen horen we nog van praalzieke mensen die elkaar tarten, elkaar benijden. Een groepje opscheppers dus, die neerkijken op anderen en hun het gevoel geven loosers te zijn en jaloers maken op hen. Gal 5: 22 Tegenover de 15 werken van het vlees staat de ene vrucht van de Geest. Daar staan weliswaar negen voorbeelden bij – liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing – maar het gaat om één vrucht. En niet voor niets heet het vrucht en geen werk. Dit is wat de Geest bij jou laat groeien. Je hoeft er zelf niet veel voor te doen, behalve de Geest toe te laten en zijn werk te laten doen. Hoe anders zijn de werken van het vlees. Die kosten veel energie en leveren je niets op behalve een katerig en leeg gevoel na afloop. Gal 5: 23-24 Een wet kan tegen je zijn, bv voor een inbreker is het verbod op diefstal bedreigend. Zo kan de wet van God bedreigend zijn, nl voor degenen die in absolute vrijheid hun eigen gang willen gaan. Op een dag zal er een aanklager zijn, verantwoording gevraagd worden en een oordeel volgen. Maar voor wie met de Geest leven is de wet niet zo. Want zij behoren toe aan Christus Jezus. Ze hebben het vlees met zijn hartstochten en begeerten gekruisigd. Dat gebeurde toen ze door de grond gingen bij het horen van het sleutelverhaal. En ze zijn opgestaan als nieuwe mensen, door Jezus ingenomen voor God, levend gemaakt (25) door zijn Geest. Bij de doop hebben ze hier voor gekozen en de overstap van vlees naar Geest gemaakt. Die Geest is een veel fijnere realiteit dan de bedreigende wet. Met een bekend voorbeeld uit de klassieke oudheid: Als Odysseus zeilt langs het eiland met de sirenen (mythische wezens, half vrouw, half vogel), stopt hij zijn oren dicht en bindt hij zichzelf vast aan de mast. Want hij weet, dat als hij de sirenen hoort, hij hun gezang niet kan weerstaan, er naartoe zal varen en zijn schip op de rotsen te pletter zal slaan. Maar een ander, Orfeus, heeft een betere tactiek. Hij neemt een harp en speelt zo mooi dat de zeelieden daar naar bleven luisteren en geen aandacht schonken aan het gezang van de sirenen. Paulus probeert de Galatiërs op de manier van Orfeus tot ander gedrag te bewegen. Hij wil ze liever betoveren met de mooie muziek van Gods Geest, dan hen met de bedreigende wet alleen maar in bedwang houden. Dus als het bv om overspel gaat, dan kun je wel dreigen met de wet (Gij zult niet echtbreken), maar dat wist je waarschijnlijk al en dat dooft de begeerte niet uit. Integendeel. Beter is het om onder invloed van de Geest te geraken. Die brengt je zelfbeheersing bij zodat je je partner trouw kunt blijven. Gal 5: 25 De Geest die gelovigen opwekt tot een nieuw leven zal ook de weg wijzen en helpen die te gaan, of om met vers 16 te spreken die te bewandelen. Dat is een belofte waar Paulus een opdracht in beluistert: maak elke dag opnieuw deze keus voor God en het nieuwe leven. Zonder inzet, trouw en volharding zal het wandelen niet gaan en kan de vrucht van de geest niet groeien. Gal 5: 26 (zie bij 5: 19-21) Luther Bekend is de paradox van Luther. Hij zie 1520 van deze dingen: Een christen is een vrij heer over alle dingen en niemands onderdaan. Een christen is een dienstbare knecht van alle dingen en ieders onderdaan. | ||
terug | ||
Gal 5: 13-26
Gal 5: 13-26
| ||
terug | ||