Genesis Genesis

Naam
De bijbelboeken van het OT kregen als titel of naam de beginwoorden van het betreffende bijbelboek. Genesis begint in het Hebreeuws met beresjiet (in een begin) en zo heet het dan ook in de Joodse bijbel, de Tenach.

Een oude Griekse versie van het OT heeft echter andere namen. De Septuaginta noemde het eerste bijbelboek Genesis, dat is Grieks voor wording, ontstaan. Waarschijnlijk koos de vertaler voor deze titel omdat er in dit bijbelboek vaak (10x) sprake is van geslachtsregisters (Hebr. toledoth: bv Gen 5: 1) en daarvoor was 'genesis' het meest geschikte Griekse woord. Trouwens ook in Gen 2:4 staat al toledoth - wording, ontstaan van de aarde. De titel Genesis past dus goed bij de inhoud van het boek. De kerk heeft de naam Genesis overgenomen.

Opbouw

  • Gen 1 - 11 vertelt de oergeschiedenis van de wereld: van schepping, zondvloed tot en met de torenbouw van Babel.
  • Gen 12 - 36 gaat over de voorgeschiedenis van Israël: de aartsvaders Abraham, Izaäk en Jakob, die rondzwerven zonder zich ergens definitief te vestigen.
  • Gen 37 - 50 bevat de verhalen over Jozef, zoon van Jakob, die uiteindelijk onderkoning wordt in Egypte.

Inhoud
We vinden prozaische verhalen, geslachtsregisters, zegen- en vloekspreuken en poëtische gedeelten. Belangrijke thema's zijn:

  • de verbondssluitingen met Noach (Gen 9) en Abraham (Gen 15 en 17)
  • kinderloosheid en nageslacht (Abraham en Sara/Hagar)
  • de jongste boven de oudste (Abel - Kaïn; Isaak - Ismael; Jakob en Esau)
  • De Schepper is dezelfde als de God van Abraham, Izaäk en Jakob.

Opvallend zijn herhalingen, bv de twee scheppingsverhalen (Gen 1 en 2) en drie keer het verhaal dat iemand zijn vrouw voor zijn zuster uitgeeft (Gen 12, 20 en 26).
Bijzonder zijn ook de verschillende namen voor God (Jahweh en Elohiem) en de heilige berg (Sinai en Horeb). Dit zijn een paar van de argumenten voor de zgn documenten-hypothese (zie hieronder).

Auteur
Gen vermeldt niet wie de schrijver is. Volgens de traditie zijn de eerste vijf boeken geschreven door Mozes. Dat is terug te voeren op de tijd van Ezra en Nehemia, waar sprake is van 'het boek van Mozes' (2 Kron 25: 4; 2 Kron 35: 12; Ezra 6: 18, Neh 13: 1) waarmee de Torah (Gen t/m Deut) bedoeld zou zijn. Met Mozes, de vriend van God (Ex 33: 11) krijgt de Torah het hoogste gezag.

Toch werden er al heel vroeg bezwaren tegen Mozes als auteur van de gehele Torah ingebracht. Hoe zou hij zijn eigen dood beschreven kunnen hebben (Deut 34)? Zo zijn er meer bezwaren - oa door de Joodse exegeet Ibn Ezra (12-e eeuw) - naar voren gebracht. Maar dat leidde hooguit tot de opvatting dat op een paar teksten na, het overgrote deel van de Tora toch wel van Mozes afkomstig is. Vanaf de 17-de eeuw wordt dat anders.

Documenten-hypothese
Volgens het moderne onderzoek is er niet sprake van één auteur. Er zouden eerst mondeling allerlei verhalen zijn door verteld van generatie op generatie. Later zijn verschillende van die verhalen met elkaar verbonden en op schrift gesteld: de eerste schriftelijke overleveringen. Die worden wel J (Jahwistisch), E (Elohistisch), D (Deuteronomisch) en P (Priesterlijk) genoemd. Dan zouden eerst J en E zijn samengevoegd, en die combinatie werd nog weer later met P verbonden. Zo zouden Gen t/m Num zijn ontstaan. D zou eerst bestaan hebben uit een oerbron, die later werd uitgebreid tot het huidige Deut, dat mogelijk ook met Joz t/m 2 Kon tot een meerdelig werk behoorde. Dit samenvoegen en redigeren moet een proces van eeuwen zijn geweest beginnend in de tijd van de koningen (+/- 850 vC) tot ver na de ballingschap (+/- 450 vC). Zo is het geworden tot wat we nu in de bijbel aantreffen (> de documenten-hypothese). De bovengenoemde verdubbelingen (en vele andere kwesties) zijn dan te verklaren door ze aan verschillende bronnen toe te schrijven: bv Gen 1 aan P en Gen 2 aan J.

Datering
Volgens het moderne bijbelonderzoek vinden we dus oude en jongere verhalen in Gen, en vroege en latere redactionele bewerkingen. De kanonieke vorm die wij in de bijbel hebben, ontstond waarschijnlijk tussen 500 en 450 vC, kort na de ballingschap.

Gevolgen
De ontstaansgeschiedenis van Genesis en andere bijbelboeken kan helpen bij het verklaren van de tekst. De drijfveer achter dit onderzoek is echter niet primair gericht op de tekst, maar op de geschiedenis achter de tekst. Men wil reconstrueren hoe de geschiedenis van Israel is verlopen en hoe de godsdienst zich heeft ontwikkeld. Daarvoor gebruikt men de bijbeltekst als bron. Dat zijn natuurlijk een prima motieven en de resultaten zijn even fascinerend als omstreden. Maar het is wel wat anders dan de bijbel lezen om je geloof op te bouwen. Als je om geloofsreden de bijbel leest, ga je die niet analyseren en in bronnen en redactionele toevoegingen uiteen leggen. Want welke tekst is dan gezaghebbend? J, E, P of D? Of moet je juist de redactionele verzen hebben? Trouwens: heel zeker is het allemaal niet. J, E, P en D zijn nooit aangetroffen. Het zijn reconstructies, theorieën en hypothesen met een kleine of grotere mate van waarschijnlijkheid. Kortom: dit is wetenschap, onderzoek; geen gelovige lezing van de tekst.

Wil je groeien in je geloof, dan ga je uit van de tekst zoals je die voor je hebt. Die is - dat hoeven we niet te bestrijden - de eindvorm van een geschiedenis van vele jaren of zelfs eeuwen. Maar die eindvorm was voor de auteur of redacteur die hem maakte een zinvol geheel. En het is die tekst die door de geloofsgemeenschap als voedende bron van het geloof is ervaren. Daarom verklaarde zij die eindvorm kanoniek (betrouwbaar) in de hoop dat ook latere generaties daar hun geloof door zouden laten voeden. Tot nu toe heeft de bijbel inderdaad die uitwerking in Joodse en christelijke kringen, en we nemen aan dat dat ook in de toekomst zo zal zijn. Zie ook uitleggen.
 

terug