Godsdienstkritiek
Godsdienstkritiek
In de loop van de tijd zijn er nogal wat bedenkingen naar voren gebracht tegen geloof en godsdienst. Nietzsche, Freud en Marx worden wel de 'meesters van het wantrouwen' (Ricoeur) genoemd. Ondertussen is achterdocht onze tweede natuur geworden: we geloven niet zomaar alles wat ons wordt gepresenteerd. We vragen ons af wat iemand met zijn bericht wil bereiken (nepnieuws?), wat zijn belang is (kiezersbedrog?) of het wel eerlijk is (verhullend taalgebruik, reclame) enz. Dat hebben we te danken aan enkele van de denkers hieronder genoemd. We vullen die aan met enkele andere opvattingen over geloof en religie.
Filosofen
Xenophanes: anthropomorf
De Griekse filosoof Xenophanes (ong 560-470 vC) stoorde zich aan de mythische verhalen die Homerus en Hesiodus over de goden in de wereld hadden gebracht en die zo populair waren bij zijn tijdgenoten. Hij vond de goden daarin veel te menselijk en ook immoreel want bezig met diefstal, bedrog en overspel. Hij hekelt de anthropomorfe (mensvormige) voorstellingen en schrijft dat '...de Ethiopiërs hun goden zwart maken en hun een platte neus geven. De Thraciërs zeggen dat ze blauwe ogen en rood haar hebben. Als koeien en paarden handen zouden hebben...en konden tekenen, dan zouden paarden paarden tekenen om de vorm van hun goden weer te geven, en koeien koeien.'
Volgens Xenophanes bestaat er wel een God, die de grootste is onder de goden en mensen. (> henotheïsme). Die lijkt in niets op mensen, is oppermachtig, alwetend en onbewogen. Xenophanes heeft geen naam voor deze God. Waar hij zich zijn God voorstelt is onduidelijk: buiten de werkelijkheid of aanwezig in alle onderdelen van de wereld?
Beoordeling
Anthropomorfisme is geen bezwaar tegen het geloof. Een mens kan niet in andere woorden over God spreken en niet in andere voorstellingen over God denken dan met woorden en beelden aan onze werkelijkheid ontleent. Andere woorden en beelden zijn er immers niet.
Voltaire: deïsme
Pseudoniem voor François Marie Arouet. Voltaire (1694-1778) is een van de scherpste schrijvers van de Franse Verlichting. Hij hekelt oa ongefundeerde meningen, vooroordelen en geloof dat hij vooral in de RK kerk van zijn dagen aantreft. 'Opinies hebben meer schade berokkend aan deze kleine wereld dan pest en aardbevingen'. Voltaire is geen atheïst. 'Indien God niet bestond, moest men hem uitvinden': door God durft een bediende niet te stelen. Voltaire vergelijkt God met een klokkenmaker : eenmaal klaar bemoeit hij zich niet meer de klok, die tikt nu onverstoorbaar verder.(Deïsme). Voltaire verwacht vooruitgang van de wetenschap en is onder de indruk van het werk van Newton. 'Bidden tot God is zichzelf vleien dat we met woorden de hele natuur kunnen veranderen' schrijft hij.
Beoordeling: zijn verzet tegen achterlijkheid is alleen maar te prijzen. Dat hoort in het geloof niet thuis. Maar zijn voorstel van het Deïsme doet geen recht aan Jezus en zijn God.
Ludwig Feuerbach: projectie
Feuerbach (1804-1872) begon als volgeling van Hegel, maar wilde later niets meer weten van diens leer van de Absolute Geest. Volgens Feuerbach is er geen bovenzinnelijke wereld, alleen maar een materiële. 'De mens is wat hij eet.' Hij is een wezen dat naar geluk streeft en zijn behoeften en wensen probeert te vervullen. De dingen die hij zich droomt stelt hij zich voor als goden. Deze zijn dus de in werkelijke wezens veranderde wensen van mensen. Ook de christelijke voorstelling van God als een Almachtige Vader, die liefde en zorg is en vrede en gerechtigheid wil, is een wensdroom waaraan geen realiteit beantwoordt. 'Niet God schiep de mens, maar de mens schiep God.'
Het bezwaar van zulke projecties is volgens Feuerbach dat de gelovige zich daaraan onderwerpt en zijn beleving daardoor laat kleuren. Hij is dus geen authentiek en vrij mens meer. Dat kan hij slechts zijn als hij beseft dat hij er alleen voor staat, zonder hulp van boven. Maar er zijn wel de mensen om mee samen te leven en te werken.
Beoordeling
Dat er geen bovenzinnelijke wereld is, is een aanname, een geloof dat niet te bewijzen valt.
Inderdaad bestaat iets niet puur omdat je het wenst. Maar dat wil nog niet zeggen dat iets niet bestaat omdat je het wenst.
Dat menselijke wensen en behoeften het geloof en Godsbeeld vormgeven is geen bezwaar. Denk je het tegenovergestelde in: dat het geloof haaks staat op wat goed voor mensen is. Bovendien kan een mens alleen maar op anthropomorfe wijze het onzienlijke vormgeven.
Waarom zou dat verlangen naar geluk niet door God zijn opgeroepen?
Met hetzelfde recht valt van de projectietheorie te zeggen, dat die een projectie is, voortkomend uit de angst voor God en de wens Hem te ontkennen en te ontlopen.
Karl Marx - Lenin: opium
In het revolutiejaar 1844 schreef Marx (1818-1883 ) 'Religie is de zucht van het onderdrukte schepsel, het hart van een harteloze wereld, en de ziel van zielloze omstandigheden. Het is de opium van het volk.’ Dus door het volk zelf gecreëerd, als middel om zichzelf in een roes te helpen nu het aardse leven (tijdens de industriële revolutie) zo ondraaglijk was geworden. Het weerhoudt de arbeiders ervan om voor zichzelf op te komen en door revolutie de heilstaat te verwezenlijken. Wanneer die er is, zal religie verdwijnen om plaats te maken voor atheisme. Later (1905) zou Lenin schrijven: 'Godsdienst is opium voor het volk, als een soort geestelijke jenever waarin de slaven van het kapitaal hun menselijk aangezicht en hun aanspraken op een ook maar enigszins menswaardig bestaan verzuipen.' In Lenins visie wordt religie in stand gehouden door de hogere klassen om het proletariaat uit te kunnen buiten.
Beoordeling
Religies vertellen zelf een ander en beter verhaal over hun ontstaan, nl dat het om religieuze ervaringen gaat, opgedaan aan iets dat anders is dan al het andere (transcendent).
Dat kerk en godsdienst zo kunnen functioneren dat ze mensen klein houdt, arm en machteloos is zeker waar. Het omgekeerde komt ook voor: religie als inspiratie voor vrede en gerechtigheid (bv Mandela).
Friedrich Nietzsche: God is dood
Het filosofische denken laat na Kant steeds minder ruimte voor een ideële wereld van waarden, normen en idealen. Nietzsche (1844 - 1900) trekt de uiterste consequentie: metafysica kan niet meer, oftewel: God is dood. In 'Der Tolle Mensch' beschrijft hij aangrijpend wat dit betekent: '...Wij hebben hem gedood - jullie en ik! Wij allen zijn zijn moordenaars! Maar hoe hebben wij dit gedaan? Hoe hebben wij de zee kunnen leegdrinken? Wie gaf ons de spons om de horizon uit te vegen? Wat hebben wij gedaan, toen wij deze aarde van haar zon loskoppelden? In welke richting beweegt zij zich nu? In welke richting bewegen wij ons? Weg van alle horizonnen? Vallen wij niet aan één stuk door? En wel achterwaarts, zijwaarts, voorwaarts, naar alle kanten? Is er nog wel een boven en beneden? Dolen wij niet als door een oneindig niets?....'
Als er geen God is en geestelijke wereld, rest alleen te leven in het hier en nu van deze materiële wereld. Voor geloof en christelijke moraal is geen plaats meer. Medelijden, nederig zijn, vergeven is volgens Nietzsche een slavenmoraal, geboren uit afgunst. Daar tegenover stelt hij een 'herenmoraal': naar eigen oordeel te leven: assertief, edel en nuttig.
Beoordeling
Nietzsche heeft de ontwikkeling van onze cultuur goed aangevoeld: God is steeds meer buitenspel komen te staan en overbodig geworden. De God die dood is, is het metafysische Opperwezen van de filosofen. Kunnen we de christelijke God anders denken dan het ? Moet er ook niet een alternatief komen voor het nihilisme? Want leven zonder zingeving, wie kan dat? En een alternatief voor de ethiek? Want een herenmoraal leidt gemakkelijk tot het recht van de sterkste of brutaalste.
Jean Paul Sartre: vrijheid
Volgens Sartre (1905 - 1980) zijn er geen tradities, verplichtingen, geen God, geen bestemming of wat dan ook waaraan een mens moet voldoen. Hij is wat hij van zichzelf maakt. In filosofische taal: 'de existentie gaat vooraf aan de essentie.' 'De hel, dat zijn de andere mensen' omdat zij met hun vaak burgerlijke meningen en verwachtingen jou in de weg staan om in vrijheid jezelf te ontwerpen. De mens is in de wereld geworpen en moet zelf betekenis aan zijn bestaan geven door authentiek te zijn. Ieder mens heeft de mogelijkheid om nee te zeggen en zich voor een betere wereld (of wat hij daarvoor houdt) in te zetten. De nadruk op de individuele vrijheid pakt niet per se anti-sociaal uit: je kunt immers ook vóór het sociale en de gerechtigheid kiezen.
Beoordeling
Wie kan zoveel vrijheid aan? Vervult die vrijheid niet met angst, nl om te falen in de beste versie van jezelf te maken? En als God en goed en kwaad niet bestaan, dan is alles geoorloofd zolang je als individu dat maar als authentiek beleeft...
Psychologen
Sigmund Freud: collectieve neurose
Volgens Freud (1856-1939) gaat in religie om een vaderfiguur die goddelijke afmetingen heeft gekregen. Aan de basis van de godsdienst staat de moord op de oervader door zijn zonen. Die waren jaloers omdat deze alle vrouwen voor zichzelf hield. Door de moord kregen de zonen last van hun geweten: schuldgevoelens en berouw. Daardoor gedreven gaan ze hun vermoorde vader vereren, waardoor hij uitgroeit tot een god. Op individueel niveau draait het eveneens om de vaderfiguur. In de ogen van kinderen is hun vader iemand die alles kan en weet, die goed is en beschermt. Later zien ze dat hun vader die hoge verwachtingen niet kan waarmaken. Dan vergroten ze (onbewust) dit beeld uit tot een almachtige hemelse Vader die in zijn goedheid beschermt, in zijn strengheid veeleisend is (geboden en verboden). Door de wetenschap moeten mensen van deze illusies bevrijd worden.
Beoordeling:
De theorie van de vadermoord zegt meer over Freud en diens verhouding tot zijn vader, dan dat zij kan gelden als een verklaring voor religie als collectief verschijnsel.
Op individueel niveau speelt de vader evenals de moeder een rol bij de tot stand koming van geloof en godsvoorstelling.
Projectie is geen doorslaggevend bezwaar tegen religie: het kan heel goed God zijn die projecties uitlokt.
Gustav Jung: archetypen
Volgens Jung (1875 - 1961) zijn er drie lagen in de menselijke persoonlijkheid: het bewuste, het persoonlijk onbewuste (zijn schaduw: vergeten en verdrongen gebeurtenissen) en het collectief onbewuste (archetypen: oerbeelden van gedragsmogelijkheden). Om echt mens te zijn is het nodig deze drie lagen te integreren. Bij dit proces van zelfverwerkelijking is religie behulpzaam: het brengt de mens in contact met de archetypen. Godsdienst is dus gezond omdat het de afstand tussen bewust en onbewust helpt overbruggen.
Beoordeling
Jungs inzichten zijn in de psychologie niet heel gangbaar meer. Theologisch ligt in zijn theorie van de archetypen evt een aanknopingspunt voor het goddelijke. Drewermann is de bekendste theoloog die hier veel op doet.
Jung liet de waarheidsvraag - of er een God bestaat achter en onafhankelijk van de archetypen - in het midden.
Sociologen
Emile Durkheim: sociale cohesie
Durkheim (1858 - 1917) is atheïst. De religieuze ervaringen (vrees en fascinatie) van gelovigen doet hij echter niet af als zinsbegoocheling. Hij stelt dat het goddelijke dat ze zo ervaren in werkelijkheid de anonieme, onpersoonlijke kracht is van de samenleving waar de gelovige deel van uitmaakt. Door de verhalen en rituelen van de godsdienst bevordert de samenleving de onderlinge verbondenheid. De hoogste waarden en normen worden gesacraliseerd: die krijgen een heilig, onaantastbaar, normatief en samenbindend karakter. In een geseculariseerde wereld gebeurt dat ook met andere dingen zoals bv met de nationale feestdag in Frankrijk. Zo zou je een voetbalstadion ook wel een heiligdom kunnen noemen, waar clublied, kleding, elftal de sociale cohesie van de supporters bevordert. In die zin is religie een blijvertje.
Beoordeling
Durkheim wilde zelf dat sociologische verschijnselen als zodanig werden verklaard en niet gereduceerd tot wat anders. We zouden willen dat hij die regel ook voor het religieuze hanteerde. Helaas doet hij dat niet en verklaart hij de godsdienst als een maatschappelijk verschijnsel en komt het verschijnsel godsdienst op één lijn te staan met de nationale feestdag of voetbal. Bij alle gelijkenis is dit toch wel een groot verschil: in de godsdienst doen we ervaring op van wat transcendent is en vereren we het goddelijke. Zo hoog staan de nationale feestdag en het voetbal niet (tenzij het afgoden zijn geworden).
|