Hnd 9: 1 - 19a (vervolg) Hnd 9: 1 - 19a (vervolg)

Inleiding
De eerste negen verzen vertellen van de geestelijke dood van Saulus. Nu volgt hoe hij weer tot leven komt.
Het bericht daarover roept weinig exegetische moeilijkheden op. Saulus is kennelijk bij ene Judas1.Van hem is weinig meer dan zijn naam en adres (de Rechte Straat in Damascus) bekend. Saulus’ begeleiders zullen hem niet naar iemand gebracht hebben die hij als zijn vijand beschouwt. Niet iemand van de weg dus, maar een traditionele Joodse gelovige.
Ananias is eveneens een veel voorkomende naam. Het zou de Griekse weergave van het Hebreeuwse Annas kunnen zijn. Dat betekent nederig, bescheiden2. Hnd 9: 9 noemt hem een leerling, één van de mensen van de Weg.
De ‘Rechte Straat’ is een door de Romeinen aangelegde Oost West verbinding dwars door Damascus van ongeveer 1,5 km lang. Aan die weg woont Judas. Ananias gaat daar naartoe, spreekt Saulus, legt hem de handen op zodat hij weer kan zien en doopt hem. De tekst zegt dat dat allemaal bij Ananias gebeurt. Het valt dus nogal mee met de vijandschap tussen Joden en mensen van de Weg in Damascus op dat moment. In Damascus is trouwens nog een huiskapel te bezichtigen waar dit allemaal zou hebben plaatsgevonden. Merkwaardig genoeg heet die niet ‘het huis van Judas’ maar ‘de kapel van Ananias’.

Hnd 9: 10 – 12
In Damascus woonde een leerling die Ananias heette. In een visioen zei de Heer tegen hem: ‘Ananias!’ Hij antwoordde: ‘Ik luister, Heer.’ 11 Daarop zei de Heer: ‘Ga naar de Rechte Straat en vraag daar in het huis van Judas naar iemand uit Tarsus die Saulus heet. Hij is aan het bidden, 12 en hij heeft in een visioen gezien hoe een man die Ananias heet, binnenkomt en hem de handen oplegt om hem weer te laten zien.’(NBV21)
De gebeurtenissien die nu volgen staan onder regie van de hemelse Heer. Hij heeft in een visioen (Gr. orama) aan Saulus laten zien wat er gaat gebeuren en aan Ananias wat hij moet doen.

Hnd 9: 13 – 14
13 Ananias antwoordde: ‘Heer, van veel kanten heb ik gehoord over deze man en over al het kwaad dat hij uw heiligen in Jeruzalem heeft aangedaan. 14 Bovendien heeft hij toestemming van de hogepriesters om hier iedereen die uw naam aanroept in de boeien te slaan.’(NBV21)
Ananias maakt bezwaar: Wil Ananias niet meewerken aan de genezing van een tegenstander en vijand van de mensen van de Weg? Is hij bang dat Saulus - eenmaal genezen - verder gaat met waar hij mee bezig was: het arresteren van de leerlingen? Hij spreekt zijn bedenkingen uit en de Heer geeft hem het volgende overrompelende antwoord.

Hnd 9: 15 – 16
15 Maar de Heer zei: ‘Ga, want hij is het instrument dat Ik gekozen heb om mijn naam uit te dragen onder de volken en hun heersers en onder de Israëlieten. 16 Ik zal hem tonen hoezeer hij moet lijden omwille van mijn naam.’ (NBV21)
Saulus zal geen vervolger blijven, maar verkondiger zal worden: een instrument of werktuig (Gr skeuos = ding, vat, gereedschap) om de naam van de Heer uit te dragen. Christus wil nl. bekend worden onder alle mensen: Joden en heidenen, inclusief hun regeerders. En dat gebeurt in het vervolg van Hnd dan ook.
Wat de zendelling Saulus dan van de Heer moet zeggen, staat er niet bij. Maar als Saulus eenmaal in functie is

  • verkondigt hij aan Joden dat Jezus ten onrechte is gedood, is opgewekt en er vergeving van zonden mogelijk is voor wie gelooft (bv Hnd 13).
  • verkondigt hij aan heidenen dat Jezus de gekruisigde, opgestane en komende Heer is en dat zij tot inkeer moeten komen voordat het te laat is. (bv Hnd 17)

Voor die taak is Saulus door de Heer zelf daartoe uitgekozen (Gr eklogès). Waarom Saulus daar zo geschikt voor is? Het zal met zijn gedegen kennis van de TeNaCh en de Rabbijnse tradities te maken hebben, evenals zijn talent om dingen te verwoorden, op te schrijven en te discussiëren. Dat zijn de vaardigheden die Saulus laat zien in zijn brieven en zo schildert Lucas hem af in Hnd.
Saulus mag dan een waardevol instrument zijn voor de verkondiging van het evangelie, het zal hem zwaar vallen: Hij moet (Gr dei, een goddelijk moeten: dit staat vast) lijden (Gr. pathein). ‘Omwille van mijn naam’ dwz niet lijden vanwege brutaliteit, boosheid, ongeduld, ziekte of pech. Maar de moeilijkheden die hij vanwege zijn geloof in Jezus krijgt te verduren.

Hnd 9: 17 – 19
Ananias vertrok en ging naar het huis, waar hij Saulus de handen oplegde, terwijl hij zei: ‘Saul, broeder, ik ben gezonden door de Heer, door Jezus, die aan u verschenen is op de weg hierheen, om ervoor te zorgen dat u weer kunt zien en vervuld wordt van de heilige Geest.’ 18 Meteen was het alsof er schellen van Saulus’ ogen vielen; hij kon weer zien, stond op en liet zich dopen, 19 en nadat hij gegeten had, kwam hij weer op krachten. (NBV21)
Ananias doet wat hem gezegd is en vertrekt. Hij spreekt Saulus, zijn vijand - die gekomen was met kwade bedoelingen - aan met broeder!
Dan legt hij uit dat wat hij gaat doen in opdracht van de Heer Jezus is. De Heer die Saulus blind had gemaakt door een fel licht, maakt hem weer ziende door Ananias: iemand die voor de Heer handen en voeten wilde zijn.
De liefde van Jezus bereikt Saulus door Ananias, die hem de handen oplegt. Saulus kan nu weer zien en raakt vol van de heilige Geest.

Was Saulus eerst vol van zijn eigen gelijk, van de priesterlijke visie op Jezus (geen messias maar godslasteraar), vol van boosheid en haat jegens de mensen van de Weg, nu stroomt hij vol met geloof, hoop en liefde. Hij laat zich dopen: afgewassen wordt het kwaad, de oude mens verdrinkt. Een nieuwe mens staat als herboren uit het water op.
Daar hoort een nieuwe naam bij. Maar die horen we pas in Hnd 13: 9, daar is het voor het laatst Saulus (zijn Hebr naam), en voor het eerst Paulus (zijn Romeinse naam, hij was Romeins burger vanaf zijn geboorte, Hnd 22: 28). Mogelijk heeft dat ermee te maken dat Saulus vanaf dat moment zich steeds nadrukkelijker tot de heidenen richt?

Samenvattend:
Van vervolger tot verkondiger, van Saulus naar Paulus. Een mooi voorbeeld van opnieuw geboren worden (Joh 3). De oude mens sterft, een nieuwe staat op (Rom 6). Maar voor en na Saulus staan er tal van bekeringen in de bijbel Deze is echter uniek want wordt niet bewerkt door mensen, maar door speciaal ingrijpen van de levende Heer. De jonge kerk had een extra zetje (hemels licht, stem van Jezus) nodig om zich in de goede richting te ontwikkelen en het evangelie ook aan de niet-Joodse volken aan te bieden. En uitgerekend de felste tegenstander daarvan, neemt de Heer onder handen om hem aan dat plan mee te laten werken.

De bekering van deze geharnaste tegenstander geeft wel aan dat Christus tegen alle tegenwerking en verzet is opgewassen. (Vgl Jer 20: 7 – 9)

Merkwaardig?
Je zou het misschien wel verwachten, maar in het visioen spreekt de Heer niet over genade, en Ananias spreekt ook al geen vergeving uit. Of veronderstelt Lucas deze dingen als bekend en vanzelfsprekend? Met de doop komen genade en vergeving wel symbolisch naar voren.

Gespreksvragen
* Hoe denk je dat Saulus zich die drie dagen voelde? Waar zou hij over nagedacht hebben? Wat zou hij gebeden hebben?
* Heb je zelf wel eens een visoen of droom van de Heer gehad? Of ken je mensen die zoiets meemaakten?
* Hoe was uw bekering? Een heftig gebeuren waarvan u nog tijd en plaats weet (als Saulus)? Of is het een voortdurend proces van geleidelijke verandering?
* Door de grond gaan – en opstaan als een nieuw mens is wezenlijk voor het christelijk geloof. Zou dat eenmalig zijn of gebeurde dat vaker in je leven?
* Zou je het herstel van Saulus een vorm van gebedsgenezing kunnen noemen?
* Hier en vaker in Hnd worden mensen gedoopt die nog maar net tot geloof zijn gekomen. Moeten ze niet eerst veel meer catechese krijgen om een verantwoorde keus te maken?


-----
1 De naam is de Griekse weergave van het Hebr Juda en herinnert aan de vierde van de twaalf zonen van Jakob en dus ook aan de provincie met die naam. Na de ballingschap heet het land niet meer Israël, maar Judea. Het woord Joden gaat ook op Juda terug. De betekenis van de naam heeft met loven en prijzen te maken: de geprezene. Het is een gebruikelijke naam: er is een broer van Jezus met die naam Mt 13: 55; de discipel die Jezus verraadt heet zo Mat 26: 14; er is nog een discipel met die naam Mat 10: 4: een opstandeling Hnd 5: 37; een gemeenteleider Hnd 15: 22 en de schrijver van een brief Jud 1: 1)
2.De hogepriester die met Kajafas betrokken is bij de veroordeling van Jezus heet zo (Joh 18: 13 en 24. Het NT noemt ook nog een gemeentelid dat zo heet (Hnd 5: 1 - 5), een vrome Jood (Hnd 22: 12) en een hogepriester (Hnd 23: 2 en 24: 1)

terug