Hnd 9: 19b - 31
Hnd 9: 19b - 31
Inleiding
Nu volgen twee berichtjes over Saulus die sterk op elkaar lijken:
Onderwerp / verzen |
19b - 25 |
26 - 30 |
Plaats |
Damascus |
Jeruzalem |
Indruk |
Verbazing bij allen dat S geen vjiand van de leerlingen meer is |
Angst, ongeloof dat S een leerling is geworden |
Verkondig |
Jezus is de Zoon van God |
De naam van Jezus |
Optreden |
Steeds krachtiger > Joden in verwarring |
Vrijmoedig 2x; open, debat |
Gevaar |
Joden in Damascus willen S vermoorden |
Griekstalige Joden beramen en aanslag |
Complot bekend bij |
Saulus |
Broeders |
Redding |
De leerlingen helpen S de stad uit |
Broeders brengen S naar Caesarea en vandaar naar Tarsus |
Bemiddeling |
(vgl Cornelius vers 10 - 19 in opdracht van de Heer) |
Barnabas legitimert S |
Herinnering aan |
aanvankelijke missie (vers 1 en 2) |
Damascus ervaring (vers 3 - 6) |
Paulus zelf schrijft over dit stukje van zijn leven in Gal 1 en 2.
Gal 1: 15 Maar toen besloot God ... 16 zijn Zoon in mij te openbaren, opdat ik Hem aan de heidense volken zou verkondigen. Ik heb toen geen raad gevraagd aan mensen 17 en ben ook niet naar Jeruzalem gegaan, naar hen die eerder apostel waren dan ik. Ik ben onmiddellijk naar Arabië gegaan en ben van daar weer teruggekeerd naar Damascus. 18 Pas drie jaar later ging ik naar Jeruzalem om Kefas te ontmoeten, en bij hem bleef ik twee weken. 19 Maar van de overige apostelen heb ik niemand gezien, behalve Jakobus, de broer van de Heer. 20 God is mijn getuige dat ik u de waarheid schrijf. (Gal 1: 15 - 20 NBV21)
Er zijn allerlei verschillen tussen Gal 1 en Hnd 9. Het meest opvallend: in Hnd ontbreken de drie jaar die Saulus in Arabië (het huidige Jordaniën en Syrië) doorbrengt weglaat. Hoe de geschiedenis in die eerste jaren precies is verlopen, is een kwestie van historisch onderzoek. Daarvoor dienen deze en andere teksten als bron van informatie. Wij hebben een andere vraagstelling. Wij willen de tekst uit Hnd 9 zo goed mogelijk begrijpen en proberen te bedenken wat Luc daarmee aan zijn lezers wilde duidelijk maken.
Hnd 9: 19b – 22
Hij bleef enkele dagen bij de leerlingen in Damascus 20 en ging onmiddellijk in de synagogen verkondigen dat Jezus de Zoon van God is. 21 Allen die hem hoorden waren stomverbaasd en vroegen: ‘Dat is toch de man die in Jeruzalem iedereen naar het leven stond die de naam van Jezus aanroept? En hij is toch hierheen gekomen om hen gevangen te nemen en uit te leveren aan de hogepriesters?’ 22 Saulus’ optreden werd echter steeds krachtiger, en hij bracht de in Damascus wonende Joden in verwarring door aan te tonen dat Jezus de messias is. (NBV21)
Saulus laat er geen gras over groeien. De paar dagen dat hij in Damascus is, is hij van meet af aan aan het verkondigen (= een belangrijk feit bekend maken, zoals een heraut of stadsomroeper dat doet). Was hij eerst vurig ervan overtuigd dat Jezus niet de Messias was, nu is hij minstens zo gedreven in zijn geloof dat Jezus de Zoon van God is.
Zoon van God sloeg in die tijd nog niet op de tweede persoon van de Triniteitsleer. Die werd in de derde en vierde eeuw ontwikkeld. ‘Zoon van God’ was een van de titels voor de verwachte Messias (Hebr. Gezalfde) die een koning zou zijn in de lijn van David. (2 Sam 7: 14). Jezus zelf leefde vanuit een bijzonder innige band met God die hij zijn Abba = Vader noemde (vgl Luc 10: 21v; Mc 14: 36). Dat was zo opvallend, dat het Aramese Abba onvertaald is overgenomen (Rom 8: 15v en Gal 4: 6) en tot op vandaag in gebruik is gebleven. De Hogepriester vraagt Mc 14: 61 of Jezus inderdaad de Messias, de Zoon van de Gezegende is.
Met die boodschap gaat hij, zoals hij voortaan altijd zal doen, eerst naar de synagoge. Later zal hij aansluitend ook naar de niet-Joden gaan, maar daarvoor heeft de Heer nog geen opdracht gegeven. Die volgt in Hnd 10 (aan Petrus)
We kunnen ons de verbazing (21) om de verandering van Saulus bij de Joden in de synagoge goed voorstellen. Ze verwachtten dat hij de Jezus-aanhangers zou meenemen naar Jeruzalem; nu is hij zelf een Jezus-aanhanger!
Saulus wordt al snel beter in de discussies met hen. Hij toont aan, levert het bewijs (Gr. sumbibazoo) dat Jezus de Messias is. Behalve verbaasd raken ze nu ook nog verward: het duizelt hun vanwege Saulus redeneerkunst.
Hnd 9: 23 – 25
Al spoedig beraamden de Joden een plan om hem te vermoorden. 24 Saulus raakte echter van hun voornemen op de hoogte. Ze hielden zelfs dag en nacht de stadspoorten in de gaten om hem te kunnen doden. 25 Maar Saulus’ leerlingen brachten hem ’s nachts naar de stadsmuur en lieten hem daar in een mand naar beneden zakken. (NBV21)
De Joden staan niet open voor de prediking die Saulus brengt. Omdat ze niet tegen zijn argumenten op kunnen, willen ze hem uit de weg ruimen. Daar krijgt Saulus lucht van en hij wil vluchten. Dat willen zijn tegenstanders voorkomen en bewaken de stadspoort. Ze willen niet dat hij ontsnapt en op een andere plek zijn verkondiging voortzet. Dank zij een paar van 'zijn leerlingen' weet hij toch de stad uit te komen: ze laten hem over de muur zakken. De Statenvertaling en enkele andere hebben 'lieten de leerlingen hem...' Volgens Metzger zal er ...de leerlingen hem (auton)...hebben gestaan, maar copiïsten hebben er door een leesfout bij het overschrijven 'de leerlingen zijn...' (autou) van gemaakt. Dat lijkt de beste verklaring, ook al omdat we nergens iets vinden over leerlingen van Saulus.
Later, in zijn brief aan de Korinthiërs (2 Kor 11: 21- 33) schrijft Paulus zelf over deze dingen. Hij is er niet trots op dat hij met staart tussen de benen Damascus ontvluchtte: Toen ik jaren geleden in Damascus was, dreigde er gevaar. De bestuurder van de stad wilde mij gevangennemen in opdracht van koning Aretas. Zijn soldaten bewaakten de poorten van de stad. 33 Ik kon alleen nog maar ontsnappen doordat een paar mensen me hielpen. Ze stopten me in een mand, en lieten me door een raam in de stadsmuur naar beneden zakken.(2 Kor 11: 32v BGT) (dat zal een raam van een huis op de stadsmuur zijn geweest)
Hnd 9: 26 – 27
Toen hij terug was in Jeruzalem wilde hij zich aansluiten bij de leerlingen, maar die waren bang voor hem omdat ze niet geloofden dat ook hij een leerling was geworden. 27 Barnabas nam hem echter onder zijn hoede en bracht hem naar de apostelen, aan wie hij vertelde dat Saulus onderweg de Heer had gezien, dat die met hem had gesproken en dat hij in Damascus vrijmoedig de naam van Jezus had verkondigd. (NBV21)
De geschiedenis herhaalt zich - met enige veranderingen - in Jeruzalem. Hier is het Barnabas die Saulus de helpende hand biedt. Hij introduceert hem bij de apostelen (de leiding van de kerk) nadat Saulus zelf op wantrouwen bij de leerlingen was gestuit. Dat wantrouwen is goed voor te stellen: is Saulus wel oprecht? Of doet hij zich christelijk voor, zodat de Joodse christenen zich bloot geven?
De naam Bar-nabas betekent zoon van de vertroosting, heel toepasselijk. Johannes Marcus is een neef van hem (Kol 4: 10), zijn moeder Maria (Hnd 12: 12) zal een tante van Barnabas geweest zijn. Zij bezit een groot huis in Jeruzalem waar de gemeente samenkomt.
Met de apostelen bedoelt Lucas de twaalf (Hnd 1). Paulus zelf schrijft dat hij alleen Kefas (Aramees = Petrus, Grieks, beide namen betekenen Rots) en Jakobus heeft gesproken. Zie hierboven het citaat Gal 1.
Hnd 9: 28 – 30
Saulus liep nu openlijk met de apostelen in Jeruzalem rond en verkondigde vrijmoedig de naam van de Heer. 29 Hij ging in debat met de Griekstalige Joden, maar die beraamden een aanslag op zijn leven. 30 Toen de broeders dat te weten kwamen, brachten ze hem naar Caesarea en stuurden hem van daar naar Tarsus.(NBV21)
Ook in Jeruzalem gaat Saulus door met zijn verkondiging, nu samen met de apostelen. Hij richt zich op de Griekstalige Joden (de zgn Hellenisten). Dat zullen teruggekeerde diaspora-Joden zijn. Een deel van hen had zich al eerder tot het evangelie bekeerd (Hnd 6), onder wie Stefanus, die met Saulus instemming was gestenigd. Saulus richt zich tot de onbekeerd gebleven Hellenisten, maar hij bereikt niets, behalve dat zij - nog niet zo lang Saulus’ medestanders - hem willen doden. Opnieuw wordt Saulus door zijn broeders – die hij vroeger vijandig gezind was - gered. Alle rollen zijn omgedraaid!
Vanaf Hnd 11: 25 gaat Lucas verder met de verhalen over Saulus, die hij vanaf dan Paulus noemt: een nieuwe naam voor de zendeling die zich speciaal op de niet-Joden richt.
Boodschap
De jonge christelijke gemeente kende een moeilijk start. Ze werd met machtige vijanden geconfronteerd, die het geweld niet schuwden (Stefanus gedood) en hun invloed aanwendden om tot over de grenzen van het land messiaanse Joden te vervolgen. De machtigste van deze vijanden was Saulus, een zeer geleerde Rabbijn. Maar juist deze staat machteloos als de Heer ingrijpt. Hij moet terugkomen op zijn vurige en stevig onderbouwde overtuiging dat Jezus niet de Messias is. En toegeven dat hij een grote fout heeft gemaakt door aan de moord op Stefanus mee te werken. Nu zal Saulus al zijn vaardigheden inzetten om de niet-Joden, (de gojiem = heidense volken) uit te betrekken bij Israëls God. Zonder Saulus zou de kerkgeschiedenis anders verlopen zijn. De kerk zou de kleine intern-Joodse variant - naast de Farizeeën, Essenen, Sadduceeën - zijn gebleven die het was.
Hnd 9: 31
In heel Judea en Galilea en Samaria leefde de gemeente in vrede en kwam tot bloei. De gelovigen leefden in ontzag voor de Heer, en dankzij de bijstand van de heilige Geest nam hun aantal steeds meer toe.(NBV21)
Lucas sluit de berichtjes over Saulus af met een idyllische beschrijving van de prille kerkgeschiedenis in Judea, Galilea en Samaria, dwz in heel het Joodse land. Met vrede is niet de onderlinge vrede bedoeld, maar dat de leerlingen met rust werden gelaten door hun volksgenoten. Maar de joodse christenen in he land vormen wel een eenheid: Lucas noemt het de gemeente (Gr ekklesia), niet gemeentes. Hij schrijft het toe aan de troost en bemoediging (paraklèsis) van de heilige Geest. Lucas suggereert dat de Geest haar werk kon doen, omdat de leerlingen wandelden (= leefden) in ontzag (fobos) voor de Heer.
Gespreksvragen
* Lees je de Bijbel omdat je geïnteresserd bent in het verloop van de gebeurtenissen of gaat het je om iets anders?
* Hoe belangrijk is het dat de gebeurtenissen die de Bijbel vertelt zich echt zo hebben afgespeeld?
* Stel je eens een grote aartsvijand van het christendom voor...hoe waarschijnlijk is het dat die zich ontwikkelt tot de belangrijkste voorvechter van het christelijk geloof?
|