Joh 1: 19 - 28
Joh 1: 19 - 28
Joh 1: 19 - 28 (NBV21) Op die vraag zegt Johannes niet: Ik heet Johannes. Zo antwoordt een kind...dat zegt alleen zijn naam Maar als je wat groter bent dan weet je wel: dit gaat om meer Dan moet je iets vertellen over je zelf: Wie je bent, wat je belangrijk vindt, wat je doet, Waar je voor staat.
Wie ben ik? Waar sta ik voor? Dat is voor heel wat mensen nog niet zo gemakkelijk Zeker voor pubers niet: Dan wil je in elk geval niet op je ouders lijken maar wat je wel wilt?
Later, zo tussen de 25 en 30 vragen veel jonge mensen zich af of ze zich wel binden willen aan een relatie, een baan, een geloof ze schrikken terug voor dure woorden en beloften Wie ben ik, kan ik dat wel waarmaken? Zwevende kiezers, zwevende gelovigen…altijd een slag om de arm.
Met een jaar of 40 komt die vraag weer: Wie ben ik? Wil ik zo wel verder: dit huis, deze relatie, deze baan: midlife crisis
En als er rampen gebeuren, dan kan iemand zeggen Wie ben ik nu ik geen werk meer heb mijn gezondheid wankelt, zonder mijn partner? Ik ben nergens meer!
Je identiteit is blijkbaar geen vast gegeven. Identiteit is iets wat je ontleent Aan je omgeving, de mensen om je heen, je werk, je gezondheid en nog veel meer En als daar wat in verandert, doet dat wat met je En veranderen doet het, voortdurend: met alle verwarring die daarbij hoort: Hoe zit dat eigenlijk met de mensen in ons verhaal?
B Om te beginnen de mensen die erop zijn gestuurd navraag te doen naar Johannes de doper. Wie zijn dat? Hier in de bijbel heten ze een beetje algemeen: de Joden Alsof het om alle Joodse inwoners van Jeruzalem gaat. Dat is natuurlijk niet zo; het gaat om de hoge heren, de priesters en levieten die een taak in de tempel vervullen De geestelijke leiders van het volk: de top-rabbijnen / Farizeeën. Zij zullen wel gehoord hebben van ene Johannes Die daar in de woestijn nogal wat mensen op de been brengt En hen doopt in het water van de Jordaan.
Dat vinden ze nogal verontrustend. Want als de mensen naar Johannes luisteren, zijn zij ze kwijt. Wie is hij toch, die man daar bij de Jordaan Hij zal toch niet de beloofde Messias zijn? Of wat bijna het zelfde is: een nieuwe Elia, of de profeet die volgens de bijbel zou komen om het koninkrijk der hemelen te brengen?
Daar zit geen blijde verwachting en hoop achter. Ze zijn bang voor het aanbreken van een nieuwe tijd. Ze hebben veel te verliezen: hun identiteit staat op het spel. Het liefst zouden ze horen dat die Doper niet de Messias is en dat er geen Messias op komst is. Dan zijn ze gerust gesteld…en kunnen ze over tot de orde van de dag.
We zullen er maar geen kwaad woord van zeggen Want zelf zitten we net zo in elkaar: “Ik moet er niet aan denken, dat het Koninkrijk der hemelen morgen aanbreekt” zei iemand tegen me, Jezus moest nog maar niet komen. Ik ben nog zoveel van plan.
Ik hoor het vaker, en soms denk ik het zelf ook. Maar: ergens is het toch vreemd? Willen we dan niet voorgoed verlost worden van zorgen om werk en inkomen verlost van ziekte en dood, van verdriet en pijn? Van verwarring om wie we zelf zijn? Willen we het dan niet beter, oneindig veel beter krijgen? Blijkbaar zitten we nogal vast aan geld en goed, aan werk en carrière, hier en nu
C Laten we dan nu maar naar Johannes kijken: Het antwoord dat hij geeft is wel heel merkwaardig. Nee, ik ben niet de Christus, niet Elia, niet de profeet Ik ben niet de held, de redder, de hoofdpersoon: “Ik ben de stem die roept in de woestijn: maak recht de weg van de Heer”
Een stem die wijst op Christus een stem die oproept de komst van de Heer te verwachten en zich daarop voor te bereiden: Verhoog de dalen, effen de hoogten die zich heffen tussen de Heer en u (Gez 126: 2)
Dat is Johannes: één grote verwijzing naar Jezus Hij wijst niet op zichzelf, maar op de Heer die komt. Ik? Ik ben nog niet waard om de veters van zijn schoenen los te maken
Daarmee maakt Johannes zich wel heel klein en onbelangrijk. Op zichzelf is hij niemand. Z’n naam mag je direct vergeten, die noemt hij niet eens. Zijn identiteit ligt helemaal in het wijzen op Jezus, in het aankondigen van zijn komst. Hij bestaat in relatie tot Christus.
Blijkbaar kun je daar veel moed aan ontlenen Onbevreesd staat Johannes de delegatie uit Jeruzalem te woord Moedig ondergaat hij het verhoor. hun achterdocht, hun dreigen…het maakt geen indruk Wie leeft in de vriendschap van de Heer voelt zich vastgehouden. Hebben wij die kracht?
En blijkbaar kun je dan jezelf heel klein maken Wie leeft in de vriendschap van de Heer kan van zichzelf zeggen dat hij maar een sterveling is en toegeven dat er van alles niet aan hem/haar deugt en toch daarmee leven! Kunnen wij zo eerlijk in de spiegel kijken?
En blijkbaar heb je dan iets te melden Wie leeft in de vriendschap van de Heer wil daar anderen in laten delen: deze vriendschap is voor iedereen. Vertellen wij wel eens daarvan?
D Er is nog één persoon naar wie we moeten kijken Jezus…hij staat daar ergens tussen al die mensen: tussen degenen die zich laten dopen tussen de delegatie uit Jeruzalem. Onopvallend. Verborgen.
Maar verderop in het evangelie gaat het alleen nog maar over hem. Ik ben de goede herder, zal hij zeggen Ik ben de ware wijnstok Ik ben de opstanding en het leven 7 van zulke uitspraken
Ze maken keer op keer duidelijk dat ook Jezus zijn identiteit niet in zichzelf heeft Hij zegt niet: ik ben Jezus, de zoon van Jozef, de timmerman Hij zegt niet: ik woon daar en daar Zijn identiteit bestaat in wie hij voor ons kan zijn: de goede herder: die zijn leven inzet voor de schapen, die schapen dat zijn wij de ware wijnstok: die de ranken voedt en laat vrucht dragen, die ranken dan zijn u en jij en ik de opstanding en het leven: die ons doet leven zelfs als wij zijn gestorven en sterven doen we vroeg of laat allemaal.
Zijn geheim? Hoe kan hij dit alles voor ons betekenen? Omdat hij vol is van God…vol van Gods liefde… vol van zijn wijsheid… vol van zijn genade. Dat hij ook zoon van Jozef is, en tot zijn doop waarschijnlijk wel timmerman zal zijn geweest dat is alleen maar achtergrond, buitenkant, oppervlakkig. Daar gaat het niet om. Maar zonder God? Zonder God is Jezus helemaal niets. Hij is ondenkbaar zonder God. Dat is zijn oorsprong, zijn inhoud, zijn identiteit: Zoon van God
En niets liever wil hij dan ons met die oorsprong verbinden: de ware wijnstok dan u en jou en mij bij die oorsprong bewaren: de goede herder dan alle mensen van die inhoud geven: de opstanding en het leven.
Johannes, de doper, is de eerste met wie dat gebeurt. Het maakt hem tot een getuige, moedig en bescheiden En als Jezus in ons leven komt, weten wij ook weer wie wij zelf zijn: kind van God…toch maar! en elkaar broers en zussen.
E Midden onder u staat hij, die gij niet kent, Dat is een hoogst verontrustend antwoord voor de delegaties uit Jeruzalem. Ze hadden het toch wel goed, hun opdrachtgevers, om naar de Messias te vragen Terecht dat ze zich zorgen maken de priesters om hun bevoorrechte positie in Jeruzalem de levieten om hun taken in de tempel de farizeeën met hun wettische uitleg van de bijbel en hun invloed op de mensen Dat gaat allemaal veranderen Want tussen de dopelingen staat ook die ene, de Messias.
Het is niet om ze bang te maken, dat Johannes zo spreekt Eerder om hun zover te krijgen dat ze zich ook laten dopen en zich klaar maken om de Heer te ontmoeten. Want God wijst niemand af. Hij wil met zijn liefde ieder mens bereiken en kille harten ontdooien ontspoorde levens terecht brengen gebroken levens helen Met ieder mens meegaan…over toppunten van geluk…door dalen van verdriet Bij ieder mens blijven tot in de dood.
Het enige wat God nodig heeft is een kleine wenk Want Hij dringt zich niet op. Hij wacht op een klein gebaar van goede wil Maar dat kunnen zij niet opbrengen. Zij hebben er geen behoefte aan. Ze hebben genoeg aan hun gewone leven genoeg aan hun werk, aan hun godsdienst Ze zitten veel te lekker in hun vel. Ze hebben geen groot verdriet Geen besef van falen en schuld Liggen niet wakker van een wereld die in brand staat Geen groot vraagteken achter hun identiteit.
Dopen? : dat is nergens voor nodig Zij keren om en brengen thuis verslag uit. Nee: die doper was de Messias niet... en verder was er niemand van enig belang. Een handje vol mensen…een timmerman…een visser… Er is geen enkele reden tot ongerustheid. De hoge heren in Jeruzalem gingen over tot de orde van de dag.
F Midden onder u staat hij die gij niet kent. Wat zal dat met ons doen? Want: Midden onder u staat hij die gij niet kent. dat was toen waar, op het moment dat de doper dat zei Toen stond daar inderdaad Jezus tussen de mensen bij de Jordaan Maar vandaag is het ook waar Midden onder u staat hij die gij niet kent We kunnen hem niet aanwijzen, niet aanraken Maar: hij is altijd om ons heen, ons rakelings nabij. Nooit verliest hij ons uit het oog.
En zoals de mensen toen moesten geloven dat het goed was Jezus te volgen zijn woorden te vertrouwen zijn vergevende liefde aan te nemen zo moeten wij dat nog steeds. Geloven is nu niet moeilijker of makkelijker dan toen.
En met dat wij ons eraan overgeven zullen ook wij ervaren dat het ons goed doet van God te geloven dat hij liefde is en dat zijn vriendschap om ons heen is. Dan vinden we een houvast en worden vrede, vertrouwen en rust gewekt.
Wie ben ik? Zonder die vriendschap kan ik van alles opnoemen mijn familie, mijn werk, mijn woonplaats, mijn hobbies enz en toch blijf ik mezelf tot raadsel: Wie ben ik? En daarmee vatbaar voor onrust, voor zorgen, voor depressies. levenslang geboortepijn.
In die vriendschap van God hoef ik maar 1 ding te zeggen: het belangrijkste…het meest wezenlijke: ik? ik ben een kind van een vader in de hemel. Onder miljoenen heeft hij ook mij in het oog. Daarmee begint de genezing van ons leven, door Jezus Christus onze Heer AMEN | ||
terug | ||