Joh 21: 18 - 19
Joh 21: 18 - 19
(Jezus:) Werkelijk, Ik verzeker je, toen je jong was deed je zelf je gordel om en ging je waarheen je wilde, maar wanneer je oud wordt zal een ander je handen grijpen, je je gordel omdoen en je brengen waar je niet naartoe wilt.’ Met deze woorden duidde Hij aan hoe Petrus zou sterven tot eer van God. Daarna zei Hij: ‘Volg Mij.’ (Joh 21: 18-19 NBV21)
Jong
De Opgestane Heer herinnert Petrus aan vroeger: toen hij nog jong was bepaalde hij zelf zijn weg. De Heer bedoelt hier niet alleen het vitale van Petrus in de tijd dat hij als visser sterk en gezond was. Het heeft ook te maken met de vrijheid die hij tot voor kort had om te doen en laten wat hij wilde.
In vrijheid had hij ook besloten om Jezus te volgen (Joh 1: 41) en enthousiast had hij gezegd dat hij voor Hem alles over heeft, zelfs zijn leven (Joh 13). Maar wat was hij zichzelf vies tegen gevallen toen hij drie keer ontkende bij Jezus te horen (Joh 18). Zijn jeugdige overmoed is nu wel voorbij. Zijn spontane enthousiasme is gebroken. Het was teveel verbonden met idealisme, ambitie, geldingsdrang en andere vormen van ikzucht. Het kwam niet voort uit belangeloze liefde, en onherroepelijke trouw aan Jezus en zijn God.
Heden
Maar nu is Christus in zijn leven terug gekomen en nadat Petrus drie keer had gezegd Hem lief te hebben (Joh 21: 15 - 17) kreeg hij even zo vaak van Hem een opdracht, een bevel: hoed mijn schapen. Dat is het einde van zijn vrijheid. Tenminste van vrijheid in de gebruikelijke zin van het woord: om je eigen gang te kunnen gaan.
Maar het is wel zo dat Petrus deze geloofskeus voor Jezus als Heer vrijwillig heeft genomen. Zijn vrijheid is hem niet ontnomen; hij heeft die zelf vrijwillig opgegeven voor een groter goed: Hij leeft voortaan met Christus. Het Eeuwige Leven komt in hem op gang in de plaats van zijn jeugdige overmoed. Dit is de ware vrijheid.
Oud
Waar zal het leven in de vrijheid van het geloof op uitlopen? Jezus zegt dat iemand Petrus' handen zal grijpen, hem zijn gordel zal omdoen en hem brengen zal waar hij niet naartoe wil. Jezus zinspeelt hier op de kledinggewoontes van zijn tijd:
Mannen en vrouwen waren destijds gekleed in lange gewaden die romp en benen geheel bedekten. Dat is natuurlijk hinderlijk als je een eind wilde lopen. Dan trok men zijn overkleed een eindje op om er vervolgens een riem of gordel om te doen: met de lendenen omgord loopt het gemakkelijker. Duidelijk is dat Jezus hier doelt op een vijandige actie. Iemand die Petrus als herder van de kudde van de Heer wil oppakken (handen boeien) en afvoeren (omgord en meegenomen) naar gevangenis en/of rechtbank. Dat het op de dood zal uitlopen, zegt Jezus niet met zoveel woorden.
De evangelist Johannes voegt dat echter wel als verduidelijking aan de uitspraak van Jezus toe. Petrus zou sterven tot eer van God. Als Johannes zijn evangelie schrijft, weet iedereen wat daarmee bedoeld is. Het was dus niet nodig dat op te schrijven. Maar daardoor is die kennis wel verloren gegaan. De latere kerkelijke traditie (vanaf +/- 170 nC) meldt dat Petrus in Rome ttv keizer Nero als martelaar voor het geloof gestorven: gekruisigd met zijn hoofd naar beneden volgens kerkvader Origenes. Er zijn echter maar weinig onbevooroordeelde historici die dat voor waar gebeurd aannemen.
Toepassing
Bij deze woorden kunnen we gerust denken aan de geloofsvervolging in de vele landen die Open Doors vermeldt. Of aan al die christenen en mensen van goede wil, die moeite, spot, tegenwerking en vijandschap krijgen te verduren.
Een ander die je een gordel omdoet en wegbrengt: Wie moet niet ook denken aan het verlies van zelfstandigheid als mensen invalide of oud worden en met aan- uitkleden enz. geholpen moeten worden. En brengen naar een plek die je niet wilt: gaat dat niet ook op voor zovelen die terecht komen op een plek die ze toch zo hoopten te vermijden: het verpleeg- of verzorginsgtehuis, het hospice?
Tot eer van God?
Hoe zo is dit sterven tot eer van God en niet tot meerdere eer en glorie van Petrus?
Stel dat iemand een nier doneert aan zijn broer. En het lukt: zijn broer hoeft niet meer aan de dialyse. Maar door een onverwachte complicatie komt helaas de donor om. Dan kunnen we de donor eren: hij heeft iets goeds en onbaatzuchtigs gedaan. En zo kunnen we ook Petrus eren voor wat hij voor de kerk heeft betekend.
Die kant wil de bijbel echter niet op. Niet dat het niet belangrijk en goed en waardevol is wat de donor of Petrus hebben gedaan. Maar het geloof weet dat het niet om de poppetjes gaat, maar om wat door hen van God zichtbaar wordt in deze wereld: de vriendschap en liefde van de donor voor zijn broer. Het geloof, de hoop en de liefde van Petrus. Daarom is hun dood tot eer van God. Jezus zei: Zo moet jullie licht schijnen voor de mensen, zodat zij jullie goede daden kunnen zien en eer bewijzen (niet aan jullie, maar) aan jullie Vader in de hemel. (Mat 5: 16 - NBV21)
Jezus zelf ging wat dit betreft tot het uiterste toen hij stierf aan het kruis. Meer kun je niet voor een ander over hebben dan je leven te geven (Joh 15: 13) Daarin verheerlijkte hij God (Joh 17: 4).
Klein en groot
Hoe kleiner, dienstbaarder en onbelangrijker een mens zich maakt, hoe minder de nadruk op hem zelf valt: hij verdwijnt ahw achter de liefdedienst die hij verricht, en daarin komt God naar voren. Op z'n kleinst en best en mooist is een mens als hij zichzelf in liefde weggeeft en sterft voor een ander. Dan is God het grootst. Zo heeft hij het eeuwige leven in zijn kleine leven en daarna.
En omgekeerd:
Hoe groter, overheersender, belangrijker een mens zich maakt, hoe meer hij de aandacht op zichzelf vestigt. De liefdedienst verdwijnt achter zijn trotse persoonlijkheid. Daarmee drukt hij God naar de achtergrond. Op z'n grootst en slechtst en lelijkst is een mens als hij zichzelf in het middelpunt stelt en alles voor zich opeist. Dan is er geen plek meer voor God. Zo is hij doods in zijn grootse leven en daarna.
Tot eer van God
Daarom is het martelaarschap van Petrus en van vervolgde christenen tot eer van God. Evenals het lijden van donoren, rechtvaardigen, helpers, vredestichters enz. Of ze nu christen zijn of niet. Want wie een kruis draagt, vestigt de aandacht niet op zichzelf, maar laat iets zien van de kracht die God hem geeft, en van de onbaatzuchtige liefde die hem drijft. Een goed voorbeeld is Dietrich Bonhoeffer, die vanwege zijn verzetsactiviteiten tegen Hitler werd gevangen gezet en na twee jaar gedood op 9 april 1945. Zijn dagboeken en brieven getuigen van zijn geloof in God ondanks alles. Op zijn bewakers maakte hij daarmee een diepe indruk.
Zo is het ook met het moedig gedragen lijden van beschadigde en versleten mensen in het verpleeghuis. Dat is niet iets waar zij zich voor zouden moeten schamen, alsof hun iets te verwijten valt. Het kan zelfs tot eer van God zijn, en wel op twee manieren
- als zij in alle zwakte en afhankelijkheid iets laten zien van het vertrouwen dat ondanks alles hun leven in Gods hand ligt
- als hun artsen, verplegers, bezoekers iets van Gods wijsheid, aandacht en zorg, liefde en troost overbrengen.
Volg mij
Petrus schrok niet terug voor de consequenties van het toebehoren aan Christus. Hij had zijn leven voor Hem over. Dat geeft iets aan van de moed en kracht die je in de ware vrijheid vindt. De opdracht 'volg mij' is dan ook geen bars bevel, maar een uitnodiging om je over te geven en toe te vertrouwen aan Hem die zijn leven over heeft gehad voor de zijnen. 'Ga met Me mee', zegt Hij, 'Ik ga voorop'. Een uitnodiging en een belofte: 'samen komen we erdoor'. Want Hij is de Levende.
|