Kerksluiting Kerksluiting


Vindplaatsen van God
God kan zich op velerlei manieren manifesteren. In het onweer (Ps 29). In een droom (Gen 28). In de bloemen des velds en de vogelen des hemels (Mat 6). In het suizen van een zachte koelte (1 Kon 19) In een brandende braambos (Ex 3). In de verovering van het land (Joz), in de ballingschap (Jer). In een kruis (Paulus), in een leeg graf (Evangeliën).

Heilig?
Een aantal dingen heeft in de loop van de tijd een speciale godsdienstige waarde gekregen: de ark van het verbond, de Tora, de tabernakel (tent als heiligdom), de tempel, de besnijdenis, de verkiezing, de sabbat. Die dingen worden nooit heilig in de zin van waardevol op zichzelf. Dat zou afgoderij zijn. Ze hebben hun betekenis en waarde enkel en alleen binnen de geloofsrelatie met God, maw hebben met vertrouwen op God en gehoorzaamheid aan de Tora (liefde tot God en tot de naaste) te maken.
Alle heilige plaatsen, gebruiken, voorwerpen verliezen hun heiligheid wanneer ze als bezit worden opgevat en niet meer functioneren in de omgang met God.
Men kan dus niet de geloofsrelatie verwaarlozen en menen dat men veilig is omdat 'wij Abraham tot vader hebben' (Mat 3: 9), of de ark, de tempel, de wet, Jeruzalem, of de besnijdenis, het verbond enz. (Ps 46 is op het randje)

Kritiek
De profeten werden niet moe dat te benadrukken (bv Jer 7). Het is ook de kritiek van Jezus (bij de synoptici) op de tempel: het bedehuis was een rovershol geworden (Mc 11 par). Dat suggereert dat Jezus een reiniging, een herstel van de tempel wil. Maar Johannes ziet dieper: Jezus is uit op het einde van het tempelgebouw (Joh 2: 13-22) en zelfs van alle godsdienstigheid in uiterlijke zin. Dwz die gebaseerd is op 'hebben', niet op 'zijn' (echte geloofsrelatie)

Hebben of zijn
Van 'niet-hebben, maar zijn' is Jezus zelf het beste voorbeeld. Hij heeft niets: geen gezin, bedrijf, zelfs zijn leven beschouwt hij niet als zijn bezit. Leeg van zichzelf is hij helemaal beschikbaar voor God, die zijn Geest in Jezus laat wonen. Zo is Jezus de nieuwe tempel voor God (Joh 2: 19vv). God heeft in hem gewoond, getabernakeld (Joh 1: 14)

Na hem zal God wonen in de mensen die - door Jezus geïnspireerd - weten dat ze niets hebben om in te brengen bij God, maar in goed vertrouwen omgaan (zijn) met God. Door zijn Geest woont God voortaan in hun harten en spreekt tot hun geweten. De christelijke gemeenschap vormt een geestelijk huis voor God. (1 Pe 2)

Huiskerken
Deze radicale verschuiving van hebben naar zijn, van tempelgebouw naar mensen-gemeente, van dieroffers naar geestelijke offers is kenmerkend voor het christelijk geloof. De eerste christelijke gemeente had dan ook geen behoefte aan tempels: de tijd van offers was voorbij en godenbeelden had men toch al niet om daar in te plaatsen.
Maar ook andere heilige gebouwen kwamen er niet. Een kerk op de plaats van het graf van Jezus kwam pas in de vierde eeuw, als het christendom toegestaan (313) en staatsgodsdienst (380) wordt. Tot die tijd kwam men eenvoudigweg samen in de bovenkamer van een wat ruimer huis en andere geschikte plaatsen als bv grotten. De oudst bekende kerk is een huiskerk (231 nC - Dura Europos).

Kerkgebouwen
Pas in de vierde eeuw wordt het bouwen van kerken gebruikelijk. Die waren langwerpig (basiliek) of punt-symmetrisch (centraalbouw). Daarin was de kerk niet origineel: beide vormen waren al langer in gebruik in de Romeinse wereld. De basiliek als overdekte ruimte voor bv de rechtspraak; het pantheon is een voorbeeld van centraalbouw.

Een eerste conclusie
Men moet het belang van kerkgebouwen voor het christelijk geloof niet overschatten. God is niet aan steen gebonden. Hij woont in mensen. Waar die in zijn Naam elkaar komen is Hij in hun midden (Mat 18: 20). Een stemmig ingerichte huiskamer is al genoeg.

Tweede conclusie
Het is wel zeker dat we grote monumentale kerkgebouwen anno nu niet meer zouden oprichten. Ze zijn in het gebruik te onpraktisch (alleen geschikt voor liturgie, geen ruimte voor catechese, jeugdwerk, vorming en toerusting), te duur (onderhoud, verwarming), te groot (het aantal kerkgangers is dalende), en niet flexibel.

Niet te onderschatten: de waarde van sporthallen, schoollokalen in de buurt. Qua vormgeving niet als zodanig voortgekomen uit de visie van de kerkelijke gemeente, maar voor een gemeente die haar identiteit vindt in onderlinge saamhorigheid en verantwoordelijkheid voor de buurt, scoren deze locaties toch goed: vele kerkleden zijn betrokken bij het inrichten van de zaal tot geschikte kerkruimte. Ze zetten er de plastic stoeltjes neer, een liturgische tafel en een lezenaar, maken de koffie klaar, delen de nieuwsbrief uit enz. Dat verbindt. De onderlinge band van mensen die elkaar al kennen van school en supermarkt wordt versterkt. Nu leven ze nog inniger met elkaar mee. Zo'n locatie kan door het gebruik zo geliefd worden, dat het nog moeilijk wordt om deze mensen naar een centrale kerk te bewegen als sporthal en school niet meer beschikbaar zijn.

Persoonlijke overwegingen
Ik dacht dat herbestemming van kerkgebouwen me zeer zou doen, maar dat doet het alleen als ik ga nadenken over de oorzaak: een proces van voortgaande ontkerkelijking. Ik vind secularisatie een zorgwekkende trend.
Maar als ik dat tussen haakjes zet, doet het geen pijn. Ik wil best boeken kopen in een winkel die er uit ziet als een kerk, of bij een voormalig kerkgebouw op een terrasje zitten. Net zo min als ik er moeite mee heb om in een oude molen wat souveniers te kopen, in een oud Raadhuis schilderijen te bekijken, of in de statige korenbeurs van Groningen boodschappen te doen.

Dominant
Ik werd me bewust van de dominante uitstraling die de grote monumentale kerkgebouwen hebben. Door hun enorme volume alleen al. Maar ook door hun aankleding: een toren die in veel gevallen dienst deed als gevangenis, graven van 'belangrijke mensen' in de vloer, hun familiewapens ter verfraaiing aan het preekgestoelte toegevoegd, de kerkklokken die de uren slaan. Macht en welvaart moeten blijken uit de gebrandschilderde ramen en de hoogte van de toren. Die laten ook de rivaliteit zien: de toren van de grote kerk in Zwolle moest de hoogste van het land worden: nog wat hoger (113,5 m) dan die van de Dom in Utrecht (112 m). Maar hoogmoed komt voor de val: de toren van Zwolle ging verloren 1682 door blikseminslag. Van de Dom in Utrecht was een paar jaar eerder (1674) het middenschip ingestort tijdens een hevige storm.

Uit de tijd
Die dominante vorm past bij een kerk die nauw verbonden is met de wereldlijke macht en die meent dat ze haar wil en opvattingen desnoods met dwang en geweld aan de mensen moet opleggen. (Het Koninkrijk van God is onder u, nl als macht van de kerk) Maar wie gelooft nog dat het Koninkrijk van God te vuur en te zwaard in de wereld komt? Bovendien is er in de Franse tijd gekozen voor een scheiding van kerk en staat. Achter die keus willen we niet terug. Hoe erg is het dan, als je niet meer in zo'n kerkgebouw samenkomt? De vorm alleen al past niet bij de inhoud van het geloof.

Hoe dan wel?
Zo dominant en zelf-verzekerd als uit de grote kerkgebouwen blijkt, is de kerkelijke gemeente niet meer. Het was ook nooit de bedoeling van haar stichter dat ze zich in die richting zou ontwikkelen. De kerk hoort meer van een schuilplaats te hebben - voor mensen die het in deze wereld niet redden - dan een verlengstuk van deze wereld te zijn. Of ze zou een plaats van ontmoeting kunnen zijn, waar wie eenzaam, verdrietig of bezorgd zijn, zich welkom voelen. Of ze zou een uitvalsbasis voor diaconale activiteiten kunnen zijn. Of een plek van bezinning en toerusting, waar de slogans van de wereld niet herhaald, maar bevraagd worden. Een plek waar gevierd wordt dat Gods licht in Christus het duister overwint. (Het Koninkrijk van God is in u - Luc 17: 21, nl als stem in hart en geweten)

Heiligheid of waardigheid?
Wat maakt zulke monumentale kerken zo bijzonder om te bezoeken op een doordeweekse dag als er geen gemeente samen is gekomen voor de liturgie? De gebrandschilderde ramen? De orgelklanken? Het schemerige licht? De stilte? De brandende kaarsen? De schuivelende mensen? De muffe lucht? De ruimtelijke werking? Het donkerbruine hout van de banken? De graven in de vloer? Nog wat anders? Of de combinatie van een of meer of alle van deze dingen?

Eerlijk gezegd, ik weet het niet. Ik vind sacraliteit in de zin van heiligheid een heel groot woord. Ik voel wel dat ik op een bijzondere plaats ben, maar dat had ik ook en sterker toen ik Yad Vashem in Jeruzalem bezocht. Ik heb het ook jaarlijks thuis op de bank, als ik de 4 mei herdenking in de open lucht op de Dam volg. Met de wereld van God of geloof heeft dat bij mij slechts indirect iets te maken. Veel directer voel ik dan de verbondenheid met mensen en hun geschiedenis. Ik zou liever van waardigheid spreken, dan van heiligheid of sacraliteit.

Afscheid
Oude monumentale kerken roepen dat gevoel van waardigheid slechts zelden in mij op. Ze zijn voor mij in eerste plaats een bezienswaardigheid uit een verleden waar ik weinig trots op ben. Als mens vind ik de Sint Pieter mooi, als christen schaam ik me voor zoveel pracht en praal. Wat mij betreft kan de kerk die oude gebouwen dus best afstoten, herbestemmen of slopen. Hopelijk is ze dan in staat nieuwere te bouwen van een bescheiden omvang en een ingetogen uitstraling.

Pijn
Ik begrijp dat het anders ligt voor wie geregeld in zo'n monumentale kerk - en elke andere - voor de eredienst samen kwamen en daar van moeten afscheid nemen. Hun leven en dat van hun dierbaren is er mee verbonden van begin (doop) tot eind (uitvaart) en daartussen (huwelijk). Dan is sluiten, afstoten, herbestemmen van de kerk een ingrijpende gebeurtenis die met verdriet en rouw gepaard gaat.

Het werken aan een nieuwe, kleinere kerkruimte biedt overigens ook kansen voor de gemeente om samen te werken, elkaar beter te leren kennen en waarderen, en te groeien in saamhorigheid. Al is dat geen automatisme: als de nieuwe kerkruimte eenmaal gerealiseerd is, vertaalt zich dat niet altijd in een hoge deelname aan de diensten en andere activiteiten van de kerk. Voor een levende gemeente is wel wat meer nodig dan een nieuw, kleiner, praktischer kerkgebouw. Was het maar zo gemakkelijk. Er is ook goede prediking nodig, inspirerende vieringen, een einde aan het vrijblijvende waarmee velen nu lid van de kerk zijn, vorming en toerusting van ambtsdragers, en vooral een herkenbare christelijke levensstijl. Als christenen zich in praktisch niets onderscheiden van hun omgeving, wat is dan hun toegevoegde waarde? Waarom zou je er dan lid van willen zijn?



 

terug