Mat 13: 44
Mat 13: 44
Context
De evangelist Mattheüs heeft in hoofdstuk 13 enkele gelijkenissen van Jezus bij elkaar verzameld. In vers 44 vinden we de bekende gelijkenis van de schat in de akker, die we beter 'de gelijkenis van de blijde vinder' kunnen noemen. Het gaat immers meer over de vinder en zijn gedrag, dan over de schat.
De gelijkenis staat losjes in verband met het voorgaande (ook akker) en het volgende (ook vinden, alles verkopen, kopen). Voor de interpretatie van deze gelijkenis voegt de context niets toe.
Inleiding
De gelijkenis wordt ingeleid met 'het is met het koninkrijk van de hemel als met...' Dit is een bekende formule en betekent zoveel als 'zo gaat het toe' of 'deze dingen gebeuren' als iemand tot geloof komt, God vindt.
Een schat verborgen in de akker
Jezus vertelt niet waaruit deze schat bestaat. Het is voldoende om te weten dat het om een schat gaat die veel geld waard is.
Kostbaarheden werden nogal eens begraven in de grond op een geheime plek alleen bekend bij degene die de schat verstopte. Zo deden bv soldaten en rovers met hun buit, reizigers met hun geld en sieraden. Maar ook rijke mensen konden hun geld en kostbaarheden in de grond verbergen. Banken en bankrekeningnummers zijn van veel latere tijd.
Maar wat als een eigenaar niet meer terug kwam om de schat op te halen? Dan blijft die in de grond tot de regen die bloot legt, of tot er iemand bij werkzaamheden op stuit.
De vinder
Dat is wat hier gebeurt: een mens vindt de schat. Binnen de gelijkenis ligt het voor de hand aan een man te denken, maar Jezus spreekt van een mens omdat de strekking van wat hier gebeurt, ook voor vrouwen van toepassing is.
De vinder had niet van een schat gehoord, evenin zocht hij doelgericht mbv een schatkaart, maar stuit er toevallig op.
Het vervolg maakt duidelijk dat de vinder niet de eigenaar van de akker is, maar bijv een arbeider die de akker ploegt. We kunnen ons voorstellen hoe verrast hij is: een schat van grote waarde! Wat zou zijn leven er anders uitzien, als hij die schat mocht meenemen en houden. Maar dat is nu juist het probleem. De schat ligt in de akker van iemand anders: een boer of grootgrondbezitter. Misschien had die de schat wel in de bodem verstopt. De schat zomaar meenemen is riskant: de vinder zou als dief van een groot vermogen stevig gestraft worden, mocht zijn ontdekking aan het licht komen.
Opnieuw verbergen
De vinder bedenkt een slim plan. Hij zal niet naar de boer gaan om te melden dat hij een schat heeft gevonden. Want dan zou de boer allicht zeggen dat het zijn schat is, hem ophalen en opnieuw verbergen. Daar heeft de vinder niets aan. Hij zal proberen die akker te kopen. De boer zal die akker zeker niet verkopen als de schat van hem is. Maar als de boer niet weet van een schat, dan zal hij de akker voor goed geld vast van de hand willen doen. En dus verbergt de vinder de schat weer in de grond.
Alles verkopen
Nu moet hij alleen nog aan voldoende geld zien te komen om die akker te kunnen kopen. Hij aarzelt geen moment en verkoopt alles wat hij heeft om een meer dan goede prijs te kunnen bieden voor dat stukje grond.
Zou hij teveel over-bieden? Voor enkel de akker wel. Maar voor de akker incl de schat is het een koopje.
In gedachten zien we hoe hij zijn huis en meubeltjes, zijn kar, zijn gereedschap enz. van de hand doet. Met pijn in zijn hart? Nee met vreugde: hij verheugt zich nu al in de rijkdom die hij straks heeft als, hij de akker weet te kopen. Zijn plan lukt.
Samenvattend
Anders dan de volgende gelijkenis waarin iemand op zoek is, gaat het in deze om iemand die toevallig een schat vindt. Een mens kan zomaar opeens op God stuiten. Ook als hij niet zoekt. Zelfs als hij bewust van God af leeft. Opeens kan God zich aan een mens (m/v) openbaren. Dan gaan hem of haar de ogen open voor de goedheid die overal is: de vogels van de hemel en de bloemen des velds brengen die over. Of opeens kan het evangelie waar je niks mee kon, overkomen op een manier die voor jou speciaal betekenis heeft. Dat gebeurt met Paulus, nota bene als hij de aanhangers van Christus fanatiek vervolgt. Zo oneens was hij het met hen.
Zo op God stuiten is iets moois, als het ontdekken van een schat. Je ziet je leven in een nieuw licht: Gods liefde en trouw en macht stralen er over. In de gelijkenis maakt Jezus duidelijk dat je je dat eigen kunt maken, door alles van de hand te doen.
Paulus vertelt (Filp 3) hoe hij zijn rijkdommen - van Abraham afstammen, besneden zijn, de Torah naleven enz - niets meer waard vindt. De vreugde van het geloof gaat dat alles verre te boven. Daarom kan hij niet meer blij en trots en zelfverzekerd zijn met zijn oude rijkdommen. Hij vindt die bij nader inzien maar waardeloos. Gods goedheid vind, bereik, verdien je niet met wat je aan rijkdommen hebt; die is alleen maar in het geloof, met lege handen te ontvangen en te genieten..
Franciscus van Assisi (1182 - 1226) deed letterlijk afstand van geld en bezit, om zich aan de armen en melaatsen te kunnen wijden.
Albert Schweitzer (1875 - 1965), koos hoewel hij in drie studies was gepromoveerd niet voor een academische loopbaan in het rijke Europa, maar zou zich zijn leven lang inzetten voor de zieken in Lambarene (Afrika).
|