Mat 18: 21-35
Context 21-22 en 35 Het gaat om een ‘zonde tegen mij’, bv belediging, roddel, leugen, afzetterij. Dit wordt niet zomaar een slechte daad genoemd, maar zonde. Daarmee wordt het menselijk gedrag in religieuze termen benoemd: een slechte daad raakt niet alleen de ander, maar ook de Ander. Petrus wil weten hoe vaak hij een gemeentelid moet vergeven. Wanneer is de maat vol? Is zevenmaal vergeving schenken voldoende? Petrus wil best ver gaan. Hij zit vol goede bedoelingen. Er staat hier overigens niet met zoveel woorden bij dat degene die ‘verkeerd’ heeft gedaan om vergeving moet vragen. Maar in de gelijkenis die dan volgt is dat wel het geval. Vergeving schenk je niet ongevraagd. Daar hoort de schuldenaar om te vragen. Er hoort ook oprecht berouw bij: dwz spijt om wat er is voorgevallen en verdriet om de relatie met je broeder of zuster die nu bedorven is. En uiteraard de intentie om niet nog een keer je broeder of zuster te benadelen maar om de herstelde relatie te koesteren. Het antwoord van Jezus doorbreekt het denken in maat en getal. Niet tot zevenmaal toe, maar tot zeventig maal zeven keer zul je vergeven. Dat herinnert aan Lamech (Gen 4: 24 ) die pralt dat hij 77-voudig wraak neemt. Tegenover Lamechs vergelden stelt Jezus dat zijn leerlingen 70 maal 7 keer zullen vergeven. Daarmee bedoelt hij niet 490 keer, maar zo vaak dat je de tel kwijt raakt, zo vaak als nodig is. Dat sluit aan bij de conclusie in vs 35, waar we lezen over elkaar ‘van harte’ vergeven. Dwz vergeven moet echt zijn, gemeend en van binnenuit komen; niet iets van woorden alleen (lipppendienst Jes 29:13 en Mat 15: 8). Het ‘van harte’ laat ook zien dat de christelijke gemeenschap niet op zakelijke relaties is gebaseerd, maar op liefdevolle betrekkingen (broeders en zusters). Daarom krijgt Petrus’ vraag naar ‘hoe vaak’ een symbolisch getal als antwoord. Daarmee tilt Jezus de kwestie naar een hoger niveau: op de zakelijke vraag volgt een antwoord dat hoort bij liefdevolle relaties. 23 Een gelijkenis is geen allegorie, waar je uit allerlei details geloofswaarheden kunt opdiepen. Natuurlijk kun je bij de koning (23) aan God denken, bij rekenschap (23) aan het laatste oordeel en bij de gerechtsbeulen (34) aan hel en verdoemenis. Maar in een gelijkenis gaat het niet om meerdere van zulke punten van overeenkomst tussen gelijkenis en geloofswaarheid. Het gaat om de gelijkenis als geheel. Dat is een verhaal (beeld) dat naar een geloofswaarheid verwijst (referent). De beeldkant van de gelijkenis is eenvoudig: er is een koning die dienaren heeft: onderkoningen die reusachtige sommen geld van de koning te leen (27) kregen. En nu vraagt de koning om rekenschap: het geld moet terug betaald worden. 24-27 Dan doet de dienaar een beroep op zijn heer: heb geduld met mij, alles zal ik u terug betalen. Een volstrekt onredelijke belofte ingegeven door angst en wanhoop. Het zal hem nooit lukken die enorme schuld af te lossen. Maar zijn heer is gevoelig voor de nood van dienaar: hij krijgt medelijden. En tot grote verrassing van zijn dienaar laat hij hem vrij en scheldt hem de geleende som geld kwijt. Dit is een wel zeer ongewone wending in het verhaal. Welke koning zal in het echt zo doen? Geen enkele. Want daarmee zou hij een precedent scheppen waar vervolgens andere dienaren misbruik van maken. 28-30 In bijna dezelfde woorden vraagt (B) wat (A) eerder voor zichzelf aan de koning vroeg. In dit geval is het een heel redelijk verzoek: 100 denarii is niet veel, het zal (B) vast wel lukken dat terug te betalen. Maar dezelfde woorden doen (A) niet terugdenken aan zijn benarde positie even te voren en het geluk dat hij heeft gehad. Hoe kan het, dat hij dat nu vergeten is. Is dat typerend voor hoe mensen in elkaar zitten? Hoe dan ook, de vraag van (B) ontlokt bij (A) de omgekeerde reactie. Anders dan de koning wil hij niet van uitstel weten en laat (B) gevangen zetten. Dat houdt in dat hij moet werken tot hij de 100 denarii bij elkaar verdiend heeft, of tot zijn familie en vrienden dit bedrag opbrengen om hem vrij te kopen. 31-34 35 Opmerkingen: Is vergeven moeilijk omdat we niet goed beseffen hoezeer we zelf op kosten van God leven? Hij geeft ons alles wat we hebben en neemt in Jezus onze schuld voor eigen rekening. Soms is onderling vergeven moeilijk en teveel gevraagd omdat het zo erg is wat er gebeurde (bv incest) of omdat het berouw ongeloofwaardig/leugenachtig is (bij verslaving aan drank of drugs). Zou het een oplossing zijn om dan te zeggen ‘misschien dat God je vergeven wil’ en proberen bij jezelf gevoelens wraak en vergelding te beteugelen? (de oud-testamentische manier). Misschien kom je later in je leven wel toe aan vergeven en herstel van de relatie. Wie zou oorlogsmisdadigers moeten vergeven als ze daarom vragen? Dat kunnen alleen hun slachtoffers zijn, maar die zijn er niet meer. Hun vergeving toezeggen heeft iets van verraad van de slachtoffers. Vergeven kost moeite. Je moet heel wat bij jezelf overwinnen. Maar niet-vergeven doet je ook geen goed… Vergeven betekent het doorbreken van de ketting van het verleden en vrij maken voor een nieuwe toekomst. Een zondaar wordt niet langer op zijn zonden aangesproken, maar op zijn mogelijkheden. | ||
terug | ||
Mat 18: 21-35
Mat 18: 21-35
| ||
terug | ||