Mat 22: 22-33
Mat 22: 22-33
Eeuwigheidszondag 2021. Zullen we elkaar na dit leven weer zien en herkennen? A Hoe zal het later zijn, in de hemel bij God Zullen we elkaar dan herkennen? Zal ik daar mijn man/mijn vrouw weer zien? Mijn zoon, mijn dochtertje? // Mijn ouders, mijn vrienden? Een vraag die nogal wat mensen bezig houdt. Als je elkaar erg mist, dan hoop je dat je elkaar later weer ontmoet Maar dat maakt het ook zo verdacht: is het niet een wensdroom? een zoethoudertje? Zou er wel opstanding van doden zijn? Is het niet gewoon over en uit als je gestorven bent? Zo dachten de Sadduceeën in de dagen van Jezus Dat was een Joodse groepering Zij geloven wel in God en willen hem dienen De tien geboden zijn voor hun heel belangrijk Maar: in de opstanding geloven zij niet. De reden daarvoor: in de Tora de eerste 5 boeken van de bijbel, de belangrijkste, vinden zij daar niets over. De rest van het OT had voor hen geen gezag. Trouwens daar vind je er ook niet veel over. Een paar teksten maar, als ze er al over gaan. Hun bijbel heeft het er niet over… en anders kunnen zij met hun verstand de opstanding wel belachelijk maken Hoe worden de doden opgewekt? Met wat lichaam komen zij? Of: Neem nou die vrouw, getrouwd nog voor er een kind geboren is, sterft haar man. Ze trouwt opnieuw, en weer wordt ze weduwe en nog eens…tot 7 x aan toe in de opstanding, van wie zal ze zijn? Een spitsvondig voorbeeld…zonder gevoel voor de vrouw verteld Een bezwaar van het hoofd maakt korte metten met de opstanding de hoop op het eeuwige leven. Daar moeten wij ook voor oppassen: dat we te rationeel zijn dat we de intuïtie dat het met de dood niet uit is om zeep helpen. Het gevoel dat er meer is dan dit leven alleen zou wel eens kunnen kloppen ook als je er met je verstand niet bij kunt. B Voor die andere Joodse groepering, de Farizeeën, is het precies omgekeerd: Er is een opstanding. God roept de doden op En zal ze tegen het licht houden En de rechtvaardigen zal hij het eeuwig leven geven. Een toekomst in het koninkrijk der hemelen. Dat geloven de Farizeeën en de gewone Joodse man en vrouw. Ook Jezus. Hij deelt dat geloof. En Hij draagt het uit. Het hoort tot de kern van zijn boodschap. Alleen zegt hij ervan: de rechtvaardigen: dat zijn niet de mensen met een vroom gedrag… De rechtvaardigen dat zijn zij die weten dat er heel veel op hen valt aan te merken dat hun leven niet de hemel verdient. De rechtvaardigen dat zijn zij die alleen maar hopen kunnen dat God hun ondanks alles liefheeft en vasthoudt tot in de dood. De rechtvaardigen dat zijn zij die erop vertrouwen dat God hun genadig zal zijn. Hoe Jezus zo zeker van de opstanding is? God heet toch de God van Abraham, Izaak en Jakob. Uitgerekend in de eerste vijf boeken van de bijbel draagt God deze naam. Maar de Sadduceeën lezen daar over heen. Dan legt Jezus uit: Als God zo heet, dan betekent het dat Abraham, Izaäk en Jakob leven Anders zou God iets van vroeger zijn, van voorbij, van doden zijn. Hij is de Bron van leven… en allen die in één adem met Hem genoemd worden leven. Denk je nou echt, zegt Jezus, dat het voor God een probleem is ons weer uit de doden terug te roepen ons een nieuw, een geestelijk lichaam te geven een bestaan als van engelen? Dat neemt hij de Sadduceeén kwalijk: die denken veel te klein van God zij stellen zich de opstanding veel te veel voor als een copie van hoe het nu is Dan wordt het inderdaad belachelijk Maar in de opstanding huwen zij niet en worden niet ten huwelijk gegeven. C De opstanding: geen copie van hoe het nu is maar een grote verandering, een nieuw bestaan. We hebben allemaal wel eens een rups gezien: zo’n harig beestje met heel veel pootjes. traag kruipt hij over de blaadjes. Op een dag maakt hij een kokertje en als hij na een tijdje daaruit te voorschijn komt is de rups een vlinder geworden: hij hoeft niet meer te kruipen hij heeft vleugels gekregen: sierlijk fladdert hij door de lucht Van een rups in een vlinder: hetzelfde beestje en toch heel anders: onherkenbaar Of neem een graankorrel. Je zaait het in de grond. En in het verborgene ontkiemt het en er komt een sprietje uit de grond, een stengel, met bladeren, een halm met een korenaar. Een korrel een tarweplant: hetzelfde, en toch heel anders: niet te vergelijken Zou dat ook met ons kunnen? Hetzelfde en toch anders? Een heel nieuw bestaan? Nu leven we nog met lichaam en ziel. En dat lijkt heel wat. Maar vroeg of laat wordt het lichaam broos en breekbaar De ziel vergeetachtig en dof. We komen allemaal aan de beurt. Maar dan? In de opstanding krijgen we een heel nieuw bestaan. We zullen zijn als de engelen, zegt Jezus en dan weten we eigenlijk nog niks, enkel dat het goed klinkt, en veel belooft. Een geestelijk lichaam wordt opgewekt, schrijft Paulus onvergankelijk en luisterrijk en krachtig. En dan weten we nog steeds niet veel. Enkel dat het niet niet meer veroudert en aftakelt en dementeert D Een grote verandering Is er ook iets dat blijft, dat meegaat? Als ik er niet meer ben, vergaan naar lichaam en ziel Wat blijft er dan van mij over? Wat gaat er van mij mee in de opstanding? Zou het je naam kunnen zijn? God is de God van Abraham, Izaak en Jakob Hij kent zijn mensenkinderen bij name. Ook uw en jouw en mijn naam Bij de doop werden onze namen zelfs in 1 adem met die van God genoemd. Ik doop je in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest Zeg eens even zacht voor je zelf je eigen naam… jij met al je gaven en talenten jij geroepen om Hem te dienen en de ander jij gegaan met vallen en opstaan om er te zijn voor God en voor elkaar dat alles maakt je tot wie je bent. Dat alles ligt besloten in je naam. Je naam…dat ben je zelf. In den beginne sprak God er zij licht…en er was licht. Wat zal er gebeuren als God je naam noemt? …….. Dan ben je er weer!!! opgestaan uit de doden. Nee, niet zo maar ik-zoals-ik-nu-ben: met m’n driftbuien, met m’n ongeduld, met m’n twijfels, met m’n gemakzucht en hoe ze maar heten, al die vormen van egoisme, van zonde dat kan niet mee de hemel in. Wat wel mee kan: het onbaatzuchtige, het goede de liefde die God in mij heeft gewekt Waar ik het liefst zoveel mogelijk aan toe wil geven En wat ik zelf vaak zo vreselijk in de weg sta Dat nieuwe leven dat er maar mondjesmaat uit komt Dat gaat mee in de opstanding Dat krijgt straks alle ruimte. Geweldig. Wij zullen het beeld van de hemelse dragen, zegt Paulus de gestalte van Christus volop tot uitdrukking brengen. E Als God onze namen noemt, zijn we er weer. Ik dezelfde, en toch anders: In een bestaan als van engelen. In een geestelijk lichaam Zullen we elkaar herkennen? Wacht even: Zal ik mezelf wel herkennen? Of zal ik net als dat rupsje dat als een vlinder uit zijn kokonnetje kruipt voor de spiegel verbaasd uitroepen: ben ik dat? Want al het oude is weg: mijn lijf met z’n versleten knieën, hartklachten, pijn en handicaps, mijn ziel met zijn karakterfouten en domme vooroordelen, z’n zorgen en hebzucht En mijn verleden met al zijn pijnlijke voorvallen en missers is voorbij Het is vergeven en vergeten. En er is niets meer om bang voor te zijn: de oorlog wordt niet meer geleerd: vrede en gerechtigheid kussen elkaar. Alles en iedereen weerspiegelt de liefde van God. Op de nieuwe aarde is het God alles in allen. Alle ruimte voor wie jij bent: voor dat nieuwe leven dat er hier en nu zo onbeholpen uit komt Ben ik dat? zo spontaan, en warm en hartelijk? Alle ruimte ook voor voor talenten die misschien nooit tot bloei kwamen Ben ik dat? zo muzikaal, zo dichterlijk zo creatief? Ieder die daar mag zijn ondergaat zo’n verandering: Niet alleen ik! Ook mijn man, mijn vrouw mijn zoon, mijn dochter ook die vervelende leraar op school en die vrouw die m’n man inpikte en de soldaten uit de oorlog Ik zal ze niet herkennen vanuit de herinnering aan wat hier en nu gebeurde… Ik zal ze zien zoals ze zijn in Gods ogen Ik herken ze als mijn eigen broers en zusters. De vraag naar de herkenning verliest zijn gewicht. F Misschien vindt u het maar dromerij Want wat kunnen we nu weten van hoe het daar is, aan de andere kant. Misschien zeg je bij jezelf: de hemel, het eeuwige leven…dat is allemaal zo belangrijk niet We leven in het hier en nu En het komt erop aan dat we Jezus volgen en goed zijn voor onze medemensen en zonder gehuichel God dienen. En dat is ook heel belangrijk. Toch zegt Paulus daar van: indien wij alleen voor dit leven onze hoop op Christus gebouwd hebben, zijn wij de beklagenswaardigste van alle mensen. Ja toch? als er geen opstanding is, waarom dan nog de moeite van dienen en delen van troosten en vergeven Is dat zo leuk dan, zo fijn, zo bevredigend? Als er niets tegenover staat… Laten we dan maar eten en drinken en vrolijk zijn genieten zo lang het nog kan Want morgen zijn we dood. Feitelijk leefden zo de Sadduceeën. Dat was de Joodse elite. Zij hadden het goed. Zij staken geen hand uit naar zieken en verlamden naar bedelaars en verdrukten. Hoe gezonder en welvarender wij het hebben hoe minder de opstanding en het eeuwige leven voor ons betekenen. Maar: als er een opstanding is dan is er een toekomst voor al die mensen die veel te jong sterven in aardbevingen, de orkanen de tsunami’s Een toekomst voor al die mensen die nu geen leven hebben omdat ze honger en gebrek lijden Een toekomst voor al die mensen van goede wil die boven zichzelf uitstijgen die in onbaatzuchtige liefde en zorg de ander dienen. Voor Jezus stond dat zo vast als een huis. Hier vond hij de moed om zichzelf helemaal weg te geven. Hij is niet bedrogen uitgekomen. Ten derde dage heeft God hem opgewekt. Als enige? Nee: als eerste: velen zullen volgen. Hij de eersteling van een grote oogst. AMEN | ||
terug | ||