Mc 6: 1 - 6 en Mat 13: 53 - 58
Mc 6: 1 - 6 en Mat 13: 53 - 58
Context
De eerste helft van het Marcus-evangelie (tot 8: 27) beschrijft het optreden van Jezus in de steden en dorpjes van Galilea, met name de streek rond het Meer van Galilea. Mc 1 - 5 vertellen van Jezus' wonderen, de roeping van discipelen en gelijkenissen over het Koninkrijk van God.
Mattheüs heeft een vergelijkbare episode in Mat 13: 53 - 58. Anders dan Mc en Mat plaatst Luc de afwijzing van Jezus direct aan het begin van zijn openbare optreden (Luc 4: 16 - 30).
Ons gedeelte heeft een opvallende parallel in Mc 1: 21 - 28, waar Jezus op sabbat de synagoge van Kapernaüm bezoekt en diepe indruk maakt met zijn uitleg van de schrift, en dan zelfs een onreine Geest uitdrijft. Daar zijn de mensen blij verrast; een groot contrast met het gedeelte dat nu volgt.
Mc 6: 1 Hij vertrok weer en ging naar zijn vaderstad, gevolgd door zijn leerlingen. (NBV 21)
Na zijn eerste indrukwekkende wonderen in Galilea, op het Meer, en aan de overkant (heidens gebied) is Jezus terug in Kapernaüm en vandaar gaat hij naar zijn vaderstad, waar hij is opgegroeid: Nazareth, een dorpje in de heuvels zo'n 35 km ten Zuid-Westen van Kapernaüm. Het woordje voor vaderstad kan ook vaderland betekenen, maar dat is hier niet aan de orde.
Mc 6: 2a Toen de sabbat was aangebroken, gaf Hij onderricht in de synagoge, en vele toehoorders waren stomverbaasd. (NBV 21)
Op de rustdag is Jezus in de synagoge, het gebouw waar de gelovige gemeenschap samenkomt om te bidden en om te horen wat de TeNaCh (het Joodse Oude Testament) te zeggen heeft. Daaruit werd en wordt volgens een bepaald rooster voorgelezen. We moeten bij de dienst in de synagoge niet denken dat het er als in de protestantse kerken aan toegaat.
- Er is niet een vaste voorganger: voor het lezen kon iedere man gevraagd worden die de kunst van het lezen beheerst.
- De lezer houdt niet een monoloog (preek) van 15 minuten of meer. Hij geeft zijn uitleg en toepassing van het gelezen tekstgedeelte. Daarna kan er een levendige discussie met anderen ontstaan.
Mc vertelt niet om welk gedeelte het deze keer gaat (itt Lucas), maar wel dat Jezus met zijn uitleg indruk maakt op de aanwezigen in de synagoge, ze verbazen zich enorm. Zo voorkomt Mc dat we het zouden hebben over een stukje uit de bijbel en de uitleg daarvan. Mc wil dat we oog krijgen voor het ongeloof (vers 6) dat Jezus oproept bij de bewoners van Nazareth.
Mc 6: 2b en zeiden: (1) ‘Waar haalt Hij dat allemaal vandaan? (2) Wat is dat voor wijsheid die Hem gegeven is? (3) En dan die wonderen die zijn handen tot stand brengen! (NBV 21)
De verbazing van de aanwezigen komt naar voren in drie opmerkingen. Eerst twee vragen betreffende de uitleg die Jezus gaf nav het gelezen gedeelte. Daar voegen ze aan toe hun verbazing over de wonderen die Jezus al eerder verrichtte.
Wat bedoelen ze met die opmerkingen? Het is meer dan de uitroep 'Hoe bestaat het!' zoals dat in je opkomt, wanneer je een goochelaar aan het werk ziet. Dan weet je dat er een truc in het spel is, dat het niet echt is. In de synagoge zijn de aanwezigen werkelijk verbaasd: wat Jezus zegt en doet is geen truc, geen illusie, maar echt. Zijn woorden wekken hoop. Zijn wonderen vallen niet te ontkennen. Maar hoe kan Hij dat? Waar heeft Hij het vandaan? Hij is toch gewoon een mens als ieder ander? (zie vers 3). De verbazing is oppervlakkig, niet een religieuze ervaring die de ogen opent voor de Geest van God in Jezus. Dat kan ook, zoals bv de discipelen gebeurde, toen Hij de storm op het meer tot bedaren had gebracht. Dan vragen ze bevreesd 'Wie toch is deze, dat zelfs de wind en de zee Hem gehoorzaam zijn?' (Mc 4: 41)
Mc 6: 3 Hij is toch die timmerman, de zoon van Maria en de broer van Jakobus en Joses en Judas en Simon? En wonen zijn zussen niet hier bij ons?’ En ze namen aanstoot aan Hem. (NBV 21)
Waarom blijft bij de aanwezigen in de synagoge de verbazing oppervlakkig? Heel eenvoudig: ze kennen Jezus als één van hun dorpsgenoten. Heel zijn leven had hij in Nazareth gewoond. Zijn moeder Maria, zijn broers en zussen wonen er nog. Ze kennen Hem maar al te goed en zo, zoals ze Hem kennen moet hij blijven: één van hun. Dan weten ze waar ze aan toe zijn. Dan blijft alles zoals het is, wel zo veilig.
Begrijpelijk misschien, maar zo staan ze niet open voor het verrassend nieuwe in Jezus dat hij vandaag laat zien. Hun bekrompenheid verhindert dat de verbazing zich tot religieuze verwondering verdiept. Integendeel: hun verbazing ontaardt in ergernis. Jezus moet zich vooral niets verbeelden. Zo nemen ze aanstoot aan Jezus. (Gr. skandalizoo = struikelen, vgl iets een schandaal vinden). Ze willen Hem niet, zoals op het laatst iedereen over Hem ten val zal komen. Niet voor het eerst (ook al Mc 3: 6) werpt het kruis zijn schaduwen vooruit.
Opvallend is dat Jozef, zijn vader niet genoemd wordt. Sommigen vatten dat op als een verdachtmaking van de dorpsgenoten: Jezus' moeder zou er lichte zeden op na houden. Maar dat laat zich slecht combineren met de rest van haar grote gezin en de namen die ze haar zonen geeft. Een veel betere verklaring is, dat Jozef op dat moment al niet meer leeft, itt de wel genoemden. Dat het in verband zou staan met 'de maagdelijke geboorte' is onwaarschijnlijk: die speelt in het Mc-evangelie geen rol.
Mc 6: 4 Jezus zei tegen hen: ‘Een profeet wordt overal erkend behalve in zijn vaderstad, onder zijn verwanten en huisgenoten.’ (NBV 21)
Jezus heeft zijn conclusie al getrokken. Hij kijkt er niet eens van op. Een profeet wordt overal erkend, maar niet door de mensen die hem al te goed kennen: de bewoners van het dorp, familie en goede vrienden.
Door zichzelf profeet te noemen, geeft Hij ondertussen toch maar antwoord op de vragen van 2b. Hij licht de sluier een beetje op. Maar de aanwezigen zullen wel gedacht hebben: hij een profeet? wat een opschepper! Zo kwamen ze nog meer tegenover Hem te staan.
Mc 6: 5a Hij kon daar geen enkel wonder doen, (NBV 21)
Is dat omdat Jezus geen wonder kan (in de zin van mag) doen als mensen niet voor Hem open staan? Want dan zou het geloof wel erg opgedrongen worden en de vrije wil en keus van een mens niet respecteren? Maw houdt Jezus zich in?
Of kan van je ergeren en storen aan Jezus zoveel uitgaan, dat zijn liefde bekoelt en zijn macht verlamt? Maar dat is teveel eer voor het ongeloof, alsof het God machteloos zou kunnen maken. Geloof is niet beslissend voor het gebeuren van wonderen. In Mc 5: 39 lachen de mensen Jezus uit; het zal Hem niet weerhouden het dochtertje van Jaïrus op te wekken.
Er is een verhouding tussen (on)geloof en wonderen, maar die valt niet in een schema te vatten, alsof het om een psychologische wetmatigheid gaat. We kunnen uit dit verhaal wel meenemen dat van Jezus als 'gewoon een mens' niets uit gaat. Dat wisten we natuurlijk al, want 'een gewoon mens, één van ons, een dorpsgenoot' was Hij de eerste 30 jaar van zijn leven. En uit die periode weten de evangeliën geen indrukwekkende gelijkenissen of wonderen te vertellen.
Mc 6: 5b behalve dat Hij een paar zieken de handen oplegde en hen genas.
Toch kon alle ergernis en weerstand niet verhinderen dat enkelen wel door Jezus werden genezen. Kennelijk was er bij sommigen wel een open houding, een klein geloof in Jezus, een beetje vertrouwen in de God die door Hem werkt.
Mc 6: 6 Hij stond verbaasd over hun ongeloof.
In het begin waren de bezoekers van de synagoge stomverbaasd. Nu is Jezus dat: om zijn dorpsgenoten die zich zo aan Hem stoorden. Ze stonden in het geheel niet open voor wie Hij ten diepste was: een profeet of meer dan dat. Daarom is er geen sprake van een klein geloof, maar van ongeloof. Als een zaaier had hij zijn woord gezaaid, maar het kreeg de kans niet om wortel te schieten en op te komen (Mc 4: 15).
Mat 13: 53 - 58
Math volgt Mc op de voet. Een paar wijzigingen zijn:
- compositie: Mat wisselt lange redevoeringen af met verhalende stof. De vijf redevoeringen lopen telkens uit op de mededeling dat Jezus veel indruk maakte op zijn hoorders. Zo is het ook na de zgn gelijkenisrede in Mat 13. Daarop volgt ons stukje over de verbazing bij de mensen in de synagoge.
- Mat 13: 55 noemt Jezus de zoon van de timmerman (Bij Mc is Jezus zelf timmerman)
- De broer Joses (Mc) heet bij Mat Jozef (Mat 13: 55)
- Mc schrijft dat Jezus geen enkel wonder kon doen, behalve...Mat maakt daar 'niet veel wonderen' van.
Luc 4: 16 - 30
Lucas wijkt ingrijpender af. Daar wijden we een aparte pagina aan.
|