Psalm 82
Psalm 82
Inleiding
Het opschrift vermeldt Asaf, muzikant en ziener ttv koning David, ongeveer 1.000 vC (2 Kron 29: 30). Zijn naam staat boven Ps 50 en 73 – 83. Hij kan niet in alle gevallen de dichter zijn geweest: Ps 79 gaat over de verwoesting van Jeruzalem en de tempel. Dat was in 586 vC, het jaar dat de Babyloniërs de streek rond Jeruzalem in bezit nemen, stad en tempel verwoesten en de bevolking deporteren. We vinden in Ps 82 geen gegevens die een datering mogelijk maken. Hij is misschien wel in Babel geschreven als een spotlied op de goden en tegelijk een loflied op Israëls God.
De Psalm is in drie delen opgebouwd:
vers 1 - 4: God roept de 'elohim' ter verantwoording.
vers 5 - 7: Oordeel van God over de elohim en hun straf.
vers 8: De bede dat God zelf zal rechtspreken op aarde, over alle volken.
Elohim
Het woord elohim is het meervoud van el.
De beide woorden zijn in gebruik als eigennaam voor God. Zo vinden we dat ook in 1a Elohim/God staat in de raad van El/God.
Maar el en elohim kunnen ook een soortnaam zijn, een zelfstandig naamwoord. Dat is het geval met elohim in 1b Hij spreekt recht in de kring van de elohim/goden.
Drie opties
Het meeste van de Psalm is wel duidelijk, maar de grote vraag is, wie of wat met de elohim zijn bedoeld. De volgende interpretaties zijn het meest gangbaar:
- Engelen, bovennatuurlijke machten en krachten, satan, duivel
- Hele belangrijke mensen, nl aardse rechters-koningen (vroeger één functie)
- Goden van Kanaän en/of de omringende volken.
Optie I: elohim = engelen, machten, krachten
Deze interpretatie is de minst waarschijnlijke:
- De bijbel heeft het nergens over engelen met de functie om op aarde het recht te handhaven. Engelen maken deel uit van Gods hemelse hofhouding en zijn meestal boodschappers.
- Engelen worden in het OT niet el of elohim genoemd, maar mal’ak, boodschapper.
- Machten en krachten spelen vooral in het NT een rol (bv Efeze 6) .
Optie II: elohim = aardse rechters/koningen
Laten we er van uit gaan, dat de dichter met elohim belangrijke1 mensen bedoelde: rechters/koningen. Dan levert dat het volgende op:
Asaf schildert een hemels tafereel. God heeft de aardse rechters/koningen om zich heen verzameld voor een rechtszaak. God staat (vers 1). Het is het staan van een rechter die aanklaagt (vgl Jes 3:13). Op de ernstige beschuldiging dat ze het onrecht niet tegengaan, maar juist versterken (vers 2) weten de elohim niets te zeggen. In vers 3 en 4 horen we wat ze hadden moeten doen: de weerlozen in bescherming nemen. In vers 5 stelt God vast dat de rechters/koningen totaal geen idee hebben van wat recht en gerechtigheid inhouden.
Dan volgt de straf
6a Ooit heb Ik gezegd: U bent elohim,
6b zonen van de Allerhoogste, allemaal.
7a Toch zult u sterven als mensen,
7b ten val komen als een van de aardse vorsten. (NBV21).
Nu loopt deze interpretatie helemaal vast. Want waar en wanneer heeft God gezegd dat rechters/koningen zonen van de Allerhoogste zijn? (6ab). De aanhangers van optie II wijzen vaak naar Ps 8: 5v: ‘wat is dan de sterveling dat U aan hem denkt, het mensenkind dat U naar hem omziet? U hebt hem bijna een god (Hebr. Elohim) gemaakt, hem gekroond met glans en glorie, (NBV21). Maar dat is niet een goede bewijsplaats, want in psalm 8 gaat niet over rechters/koningen, maar over ieder mensenkind, de mens in het algemeen. Zo wordt dat ook door Jezus opgevat die op dit vers zinspeelt (Joh 10: 34): een mensenkind is bijna goddelijk.
Met vers 7a kom je ook al niet uit: rechters/koningen zijn niet onsterfelijk en waren dat ook nooit. Ze sterven als ieder ander mens. Hoe kan dit dan een straf speciaal voor hen zijn?
En vers 7b heeft alleen maar zin als de elohim iets heel anders zijn dan ‘de aardse vorsten’ nl onsterfelijke goden (> optie III)
Deze problemen doen zich allemaal niet voor bij optie III.
Optie III elohim = (kanaänitische) goden
Deze optie ligt direct al het meest voor de hand omdat elohim goden betekent.
In deze opvatting schildert de psalmdichter hetzelfde tafereel van de hemelse rechtbank, met dit verschil: God heeft nu de goden bij elkaar geroepen, zoals een Koning zijn onderkoningen. Nietsvermoedend en van geen kwaad bewust zijn ze naar de vergadering gekomen.
Tegen deze duiding wordt wel als bezwaar ingebracht, dat goden niet bestaan. Dus hoe kunnen die dan bij God zijn? Maar in de bijbel wordt het bestaan van goden niet ontkend. Het is voor Israël echter wel verboden zich daarmee in te laten (eerste van de tien geboden) en een beeld te maken van God of de goden (tweede gebod). Er zijn tal van verhalen dat Israël ontrouw aan God is en de goden naliep. De goden bestaan dus wel: omdat mensen eraan geloven zijn ze er. Maar het zijn nietsen, nietigheden zegt de bijbel (Ps 31: 7; Jer 8: 19; Jer 14: 22). Dwz je hebt er niets aan, je kunt er niet van op aan. Dat is ook precies wat Ps 82 zegt: de goden verzaken hun taak en zien niet toe op het recht op aarde. Paulus denkt er al net zo over blijkens 1 Kor 8: 4 - 6.
Asaf de dichter heeft de vrijheid genomen om God als de Hoogste van een heel pantheon af te schilderen. Hij roept de goden ter verantwoording. Zo geeft Asaf zichzelf de kans om de goden geweldig te kijk te zetten in zijn lied. Hij laat ze door God beschuldigd worden van onrechtvaardig oordelen en nu staan ze daar met de mond vol tanden.
De eerste verzen zijn nu duidelijk:
1a Elohim/God staat in de raad van El/God.
1b Hij spreekt recht in de kring van de elohim/goden.
2a Hoe lang nog oordeelt u onrechtvaardig
2b en kiest u partij voor wie kwaad doen? Sela (NBV21)
Het ‘sela’ zou kunnen betekenen dat het stil blijft. De goden weten niets terug te zeggen
Vervolg
God herneemt het woord en houdt de goden voor wat hun taak is.
3a Doe recht aan weerlozen en wezen,
3b kom op voor verdrukten en zwakken,
4a bevrijd wie weerloos zijn en arm,
4b red hen uit de greep van wie kwaad wil.’(NBV21)
Weer blijft het stil. De goden moeten verbijsterd zijn geweest. Nu vult de dichter aan:
5a Zij tonen geen inzicht, geen begrip,
5b en dolen in duisternis rond.
5c De aarde wankelt op haar grondvesten. (NBV21)
De goden weten niet wat opkomen voor wie zwak en weerloos is, hoe dat moet en waarom dat belangrijk is. Daardoor verloedert de samenleving (5c) De ene mens is de ander een wolf. Dat gebeurt er als mensen zich aan deze goden spiegelen. Dan verwaarloost men de gerechtigheid en de heilige waarden en normen, de grondslagen van een samenleving, wankelen. Omdat de mensen waardeloze goden volgen en dienen ipv van de ene, ware en levende God van Israël. Voor Hem zijn wees en weduwe, arme en geringe bij uitstek belangrijk.
Vonnis
Dan geeft de dichter weer het woord aan God. Hij spreekt zijn vonnis uit:
6a Ooit heb Ik gezegd: “U bent goden,
6b zonen van de Allerhoogste, allemaal.
7a Toch zult u sterven als mensen,
7b ten val komen als aardse vorsten. (NBV21)
In de voorstelling van Asaf was God de Allerhoogste van alle goden. Nu wil Hij de goden van de Kanaänieten en andere volken (Babel?) niet langer als goden erkennen. Hij ziet ze niet langer als zonen van de Allerhoogste, die Hijzelf is. Het zal met de elohim gaan als met de mensen: ze zullen sterven, ze zullen ten val komen als aardse vorsten.
Toekomstmuziek
Wanneer zal dat gebeuren. Hoe lang nog tot de rol van de goden voorgoed is uitgespeeld? Dat gebeurt als mensen (Joden en niet-Joden) hun horigheid aan de goden opzeggen en de God van Israël, de Allerhoogste gaan dienen.
Dat is Hij die christenen 'onze Vader in de hemelen.' noemen. Hij heeft ons door de Geest van Christus tot zijn kinderen (Rom 8: 14v) aangenomen. Dat kan niet anders dan tot gevolg hebben, dat nu wij/Gods kinderen gaan doen, waar de elohim/zonen van de Allerhoogste (6b) faalden: nl. zich voor de gerechtigheid inzetten en omzien naar mensen in nood. Daar blijven we mee bezig en naar uitzien tot het klaar is. Daarom bidden we die laatste woorden van de Psalm van harte mee:
8a Verhef u, God, spreek recht op aarde,
8b alle volken behoren U toe. (NBV21)
Terzijde
De psalm laat iets zien dat we keer op keer in de Bijbel aantreffen, nl dat schrijvers heel creatief en vrij omgaan met God, goden, de hemel en het geloof enz. Heel plastisch schildert Asaf een rechtszaak met een Rechter en aangeklaagden. In West Europa hebben we een voorkeur voor abstract redeneren. Wij zeggen dat God 'gerechtigheid' wil, en 'onrecht' afkeurt en dat het anders 'niet goed komt'. Voor ons geestesoog blijf het dan leeg. De fantasie wordt niet geprikkeld. Maar als ik de Psalm lees, dan zie ik in mijn verbeelding een statige kamer in een paleis, de onderkoningen zittend om een ronde tafel, een briesende Koning, die rechtop is gaan staan en zijn onderkoningen de les leest. We horen van armen en verdrukten, wezen en geringen. Van de aarde die wankelt op zijn grondvesten2. Het effect van al dat concrete is dat de psalm je raakt en dan bid je vers acht zo maar mee.
1 Elohim kan nl ook betekenen ‘heel groot, erg belangrijk’. Nineve is bv een ir gadool elohim = een geweldig grote stad (Jona 3: 3). In zo’n geval staat er wel altijd bij wat er zo groot is (stad). Dat is in Ps 82 echter niet het geval. Er staat alleen maar elohim (= goden), niet elohim + mensen (=belangrijke, machtige mensen).
2 Of Asaf dat ook zo gezien heeft, valt niet te achterhalen. Het maakt voor de betekenis van de psalm niet uit. Het is vast een vergelijkbaar beeld geweest.
|