Wonderen
Wonderen
Als je Nederlanders vraagt wat ze het belangrijkste in hun leven vinden, noemen velen: gezondheid. Ondertussen is de werkelijkheid dat ziekte en gebrek aan de orde van de dag zijn. Velen bezoeken artsen en specialisten, ondergaan ingrepen, volgen therapie en/of gebruiken medicijnen. Vaak met succes, maar niet altijd. Al die wetenschappelijk verantwoorde middelen waren in de tijd dat de bijbel geschreven werd niet voor handen. Wel worden er nogal wat genezingswonderen beschreven. Daar horen wij nu maar een enkele keer van. Vorig jaar trok de geschiedenis van mw. Janneke Vlot nogal de aandacht. Zij was al jaren in behandeling voor post-traumatische spierdystrofie: een ziekte met veel pijn, die haar aan het bed kluisterde. De specialisten van het Erasmusziekenhuis stelden tenslotte vast dat ze haar niet konden helpen. Maar na een bezoek aan ds. J. Zijlstra en diens gebed in de naam van de Heer is zij verlost van haar pijn en loopt en fietst ze weer!
Wat moeten we van deze dingen denken? En hoe kun je hierover met elkaar spreken? Want dat is mijn ervaring met dit soort onderwerpen: ieder is daar heel persoonlijk bij betrokken en denkt aan ziekte en gebrek bij zichzelf of in de familie- en vriendenkring of heeft teleurstellende ervaringen op het gebied van geloof en gebed en genezing achter de rug. Omdat we er zo emotioneel bij zijn betrokken, was het nodig wat meer afstand in te bouwen. Dat deden we door te bedenken dat er tussen de tijd dat Jezus zijn wonderen verrichtte en ons nu 20 eeuwen liggen. En in die eeuwen is de beleving van ziekte en gebrek, van God en geloof nogal veranderd. Ook wat onder een wonder werd verstaan blijkt door de eeuwen heen te verschuiven. Op het leerhuis volgden we een indeling van de geschiedenis in drie periodes, zoals ooit van Peursen (strategie van de cultuur) die had voorgesteld. Heel (te) beknopt:
In een eerste fase is de mensheid vooral onder de indruk van allerlei bijzondere verschijnselen. Bijv. het onweer. Of de vruchtbaarheid van de akkers. Men voelt zich min of meer uitgeleverd aan deze machten of goden. Door middel van mythen en rituelen probeert men op een goede manier met het goddelijke om te gaan. In deze periode valt ook het optreden van Jezus. Zijn woorden en daden, vooral zijn genezingswonderen maken buitengewoon indruk. Onze vragen en bedenkingen bij wonderen had men toen niet. Dat is te zien aan de genezingswonderen die we in de bijbel vinden: die worden niet betwijfeld. Men is er van ondersteboven. Men zoekt ook niet naar een verklaring, bijv. dat Jezus allerlei blokkades “tussen de oren” wegnam zodat de dove weer kon horen, of de verlamde weer kon lopen. Een wonder is in deze mythische periode een indringende manifestatie van het goddelijke.
In de periode die volgt, neemt de mensheid geleidelijk meer afstand van de werkelijkheid. De wetenschap komt op, eerst nog binnen de kaders van bijbel en kerk, later verzelfstandigt de wetenschap helemaal. Men gaat op zoek naar objectieve, eeuwige waarheden en tijdloze waarden en normen. Allerlei verschijnselen krijgen een naam. Encyclopdieën worden gevuld. Wetmatigheden vastgesteld en bijzondere verschijnselen verklaard. Onweer en vruchtbaarheid zijn voortaan geen goddelijke ingrepen meer. Het gezichtspunt vanuit de mens wordt overheersend: in de schilderkunst vind je dat terug in de opkomst van het perspectief. Deze levenshouding dringt ook door in het geloof. Men wil weten wie of wat God is. Zo ontstaan de dogma’s over God en over Jezus. In deze context komen de wonderverhalen heel anders over: zij leveren het bewijs voor de goddelijkheid en bovennatuurlijke macht van Jezus. In deze fase is een wonder iets dat eigenlijk niet kan, maar toch gebeurt omdat God/Jezus er achter zit.
In de huidige, derde periode is het levensgevoel weer anders. Alleen wat ons raakt en iets met ons doet, geldt als werkelijk. Een schilderij als ‘de zonnebloemen’ van van Gogh is niet met fotografische precisie geschilderd, toch geldt het als kunst: er komt zoveel van de zon, van de sfeer, van de hitte, van Frankrijk in mee…het raakt ons. Dat levensgevoel dringt ook in het geloof door. De eeuwige waarheden van de klassieke dogma’s zijn ons te machtig, ze spreken ons niet aan. We willen meegenomen worden, innerlijk geraakt. Pas als bijbelse verhalen ons iets zeggen, ervaren we die als zinvol. Als we met die houding de wonderverhalen lezen, bijv. dat van de verlamde die door zijn vrienden – via het dak - bij Jezus wordt gebracht, dan is het o.a. hun vriendschap en de moeite die ze doen voor hun vriend, die ons raakt. Zijn wij zulke vrienden voor elkaar dat we niet opgeven voor hij/zij echt geholpen en bij Jezus gebracht is? Bij deze instelling verruimt het begrip van een wonder: een zonsondergang die ons raakt kan ook een wonder zijn, of de blik van een ander, of de geboorte van een kind. Een wonder is weer wat het in bijbelse tijden ook was: een indringende gebeurtenis. Met dit verschil: vroeger was het enkel verpletterend; nu willen we er de zin van in zien. Als het ons niet raakt, is het gewoon een zonsondergang waar de natuurkunde ons van alles over kan leren.
Op de afsluitende vijfde avond kwamen alle lijntjes bij elkaar. Wonderen opgevat als iets wat (naar ons besef) niet kan en toch gebeurt, vinden nog steeds plaats: zie Janneke Vlot. Dat geeft ruimte voor een beetje hoop: we weten niet alles. God heeft meer pijlen op zijn boog dan wij weten. Tegelijk zijn genezingswonderen ook voorwerp van medisch onderzoek. Dat is goed. Wie weet komen artsen een verklaring op het spoor en in het verlengde daarvan een nieuwe behandelmethode. Stel je voor dat over 50 of 100 jaar zulke en andere wonderbaarlijke genezingen gewoon door een arts worden aangeboden, is het dan geen wonder meer? Niet in de betekenis van een wonder als iets dat niet kan en toch gebeurt (zoals het wonder werd opgevat in de tweede periode). Maar wel als een wonder dat ons raakt omdat het ons iets laat zien van de liefde van God voor mensen. In die zin kan elke genezing een wonder zijn, voor wie er oog voor heeft. Zoals de zonsopgang, of de geboorte van een kind, of de oogst van het land een wonder, een teken kan zijn van onze goede God. In die beleving verschillen we niet zo heel veel van de mensen in bijbelse tijden.
Zie ook preek Hnd 19: 13 - 20
|