Ziekte en Gezondheid
Ziekte en Gezondheid
Midden Oosten
De volken van het Midden Oosten brengen ziekte en gezondheid met hun goden in verband. Door straf en beloning dragen zij zorg voor de goddelijke orde in de wereld. Zegen en vloek laten zij overbrengen door beschermende geesten resp kwelgeesten.
Van buitenaf kan de chaos de geordende wereld binnendringen door demonen, oftewel kwade geesten. Die maakten mensen ziek (bv epilepsie) en blind of verlamd.
Oude Testament
Het volk Israël gelooft alleen in Jahweh en kan dus ziekte en gezondheid niet over twee verschillende machten verdelen. Het moet wel allebei aan de ene God toeschrijven. Gezondheid geldt weliswaar als Gods favoriete gave, maar ziekte geeft Hij ook (Deut 28) als straf op zonde. God geeft het zelf (Jer 16: 4) of stuurt een boze geest (1 Sam 16: 14), of de doodsengel (Ex 12: 23), of een engel (2 Sam 24: 15v) of laat het toe: satan die Job beproeft (Job 2: 7)
Een veelgenoemde ziekte is melaatsheid. De naam van de ziekte komt van een werkwoord (tsara’) dat ‘geslagen worden’ (door God) betekent. (Num 12: 9v, 2 Kron 26: 30).
Niet altijd wordt ziekte en dood aan God toegeschreven, bv het zieke kind dat sterft in 1 Kon 17. Maar dat het weer tot leven komt is wel Gods werk: Elia heeft erom gebeden.
Elimelech, Machlon en Chiljon sterven zonder dat de schrijver een reden opgeeft (Ruth 1).
Prediker weet dat er een tijd is om geboren te worden en een tijd om te sterven (Pred 3). En de oude dag komt met gebreken (Pred 12). Zo is het nu eenmaal.
Genezing is alleen van God te verwachten, die de eigenlijke arts is (Ex 15: 26). Daar horen rituelen bij en vooral het gebed.
Pas in de Hellenistische tijd (vanaf 300 vC) verandert dit: geleidelijk aan wordt het dualistischer. Tegenover God en zijn engelen is er de satan/duivel/boze met zijn demonen*. Die worden steeds meer als een zelfstandige anti-goddelijke macht gezien. In de tijd van Jezus is het een populaire voorstelling dat de demonen (letterlijk ‘geestjes’) of boze, onreine geesten mensen ziek, blind, doof, maken. God zou mensen aan hun macht overgelaten hebben vanwege hun zonden.
Nieuwe Testament
In het NT gaat alles op de helling:
Het verband zonde - ziekte is niet zo rechtlijnig.
- In Mc 2 vergeeft Jezus een verlamde, maar dat leidt niet automatisch tot herstel. Dat gebeurt pas na een tweede actie.
- In Joh 9 zegt Jezus dat de blindgeborene niet gehandicapt is vanwege zijn zonden of die van zijn ouders.
- Bij de meeste genezingen horen we niets van vergeving.
Het verband ziekte – demonen is niet één op één.
- Bij sommige ziekten is sprake van een boze of onreine geest (bv Mat 12: 22, een bezetene die blind en stom was).
- Maar vaker is iemand gewoon ziek, zonder dat er van een demoon sprake is, (bv Mc 2 - de schoonmoeder van Petrus is ziek, koortsig)
- Een bezetene is ook wel eens iemand zonder ziekte of gebrek, maar wel gestoord in die zin dat hij niet-zichzelf-is, (bv de man met een onreine geest Mc 5)
- Er zijn dan ook genezingen die met exorcisme gepaard gaan, maar bij anderen volstaat aanraking of een enkel woord
Het verband ziekte - God stelt Jezus verrassend bij
- Jezus, die toch de Zoon van God is, maakt niemand ziek.
- Hij is gekomen niet om te oordelen, maar om te redden van zonde en de bijbehorende gevolgen (bv ziekte, gebondenheid, dood). Redder, Heiland heet hij: Heel-maker.
- Hij geneest voortdurend de zieken, verlost gehandicapten van hun gebreken drijft bij gebondenen de boze geesten uit. Als het nodig is, spreekt hij vergeving toe.
Dat genezen doet hij met grootste gemak: hij gebruikt geen geneesmiddelen of toverspreuken. Hij spreekt eenvoudig een bevel uit, soms is er nog een aanraking, en het gebeurt (bv Mat 8: 2v) Zo krachtig is zijn woord.
In Jezus’ genezende werk breekt het Koninkrijk van God door in onze wereld. Daar is het rijk van de boze met zijn demonen niet tegenop gewassen. Het verliest zijn greep op de mensen.
Al tijdens zijn leven heeft Jezus zijn discipelen macht gegeven over de onreine geesten en hen erop uitgestuurd om het evangelie bekend te maken. In Mc 6: 12v lezen we: ' Ze gingen op weg en riepen de mensen op om tot inkeer te komen, en ze dreven veel demonen uit en zalfden veel zieken met olie en genazen hen'.
Na zijn opneming in de hemel ontvangen Jezus' leerlingen de heilige Geest. Zo rust de Heer hen uit voor hun taak om mensen te winnen voor het evangelie. Daar hoort in veel gevallen ook bij dat ze genezing van ziekte en gebrek krijgen en dat demonen worden uitgedreven. In de Handelingen lezen we daarover (bv Hnd 3: 1 – 10), maar ook in de brieven van Paulus.
Interpratatie
Ik houd het er voorlopig op dat ziekte en gebrek horen bij de geschapen werkelijkheid zoals wij die kennen. Die wereld bevat een zekere zelfstandigheid. Er zit dus iets onvermijdelijks aan ziek worden (bv ouderdomsziekten), iets toevalligs (bv erfelijke aanleg voor een nare ziekte) en 'geen mens ontvlucht het slagveld van de dood' (Pred 8: 8) Zo zit het nu eenmaal in elkaar.
Andere ziektes hebben ermee te maken dat de mens een psycho-somatische eenheid is, levend in sociale verbanden en in een spirituele relatie met God. Daardoor kan een verstoring op het ene terrein grote gevolgen hebben op de andere:
- werkloosheid (sociaal - verlies van contacten) kan door de bijbehorende zorgen een maagzweer (somatisch) veroorzaken, voor slapeloze nachten (psychisch) zorgen en in een zingevingscrisis (geloof, God) storten.
- een verstoring in het spirituele (zonde) kan natuurlijk ook ontwrichtend werken: drankmisbruik dat tot een zieke lever (somatisch) leidt, maar ook een echtscheiding (sociaal) veroorzaakt.
Van deze, onze wereld zegt de bijbel in Gen 1 - 3, dat het niet de ideale, paradijselijke wereld is, maar een gevallen en gebroken wereld. We hoeven die scheppingsverhalen niet letterlijk te nemen om de strekking ervan mee te krijgen: deze wereld is niet wat die zou moeten zijn en God is ook niet gelukkig met zonde, ziekte, gebondenheid en dood. Zijn eigenlijke werk is zegenen; straf en vloek zijn oneigenlijke werk. Het OT vertelt dan ook dat Gods genade keer op keer doorbreekt en aan ziekte en andere ellendige situaties een einde maakt. Gods goedheid breekt op een ultieme manier door in Jezus, die de macht van de boze verslaat door zonden te vergeven, zieken te genezen, bezetenen te bevrijden en doden op te wekken. Zijn heel-makende invloed is in deze wereld nog steeds te vinden, nl. voor wie zich bekeren en Hem geloven. Hij is de Levende Heer.
Het hangt helemaal van je beleving af, hoe je ziekte en gebrek duidt: noem je het domme pech, is het Gods straf voor zonde, zie je het als beproeving van de echtheid van je geloof, of als een loutering die je nog dichter bij God brengt? Beleef je het als een duivelse verzoeking die je van God vervreemdt? Voelt het als demonische gedachten die met je op de loop gaan?
Maar hoe je het ook beleeft en benoemt, in alle gevallen is het goed om te proberen weer beter te worden, dwz
- en naar de dokter te gaan, die je hopelijk als mens (psychosomatische, sociale, spirituele eenheid) holistisch benadert.
- en de raad van Jakobus (Jak 5: 13 – 18) op te volgen: bezoek van oudsten, gebed, zalving en evt biecht. Daar kan een groot gezondheidseffect van uitgaan op het psychische (gebed, biecht, aandacht), somatische (aanraking, zalving met olie), sociale (bezoek van de gemeente) en spirituele (gebed, evt biecht en vergeving) van de zieke. Hij hoort, ziet, voelt dan iets van Jezus liefde en het Koninkrijk van God. Vaak is er verlichting, soms verdwijnt de ziekte en in een zeldzaam geval geneest hij tegen alle verwachtingen in (Janneke Vlot, promotie-onderzoek dr. D. Kruithoff). Maar ook als er geen genezing is, zal het de zieke goed doen.
Wonderen?
Dingen die tegen alle verwachting in gebeuren, noemen we wonderen. Dat is echter niet de bijbelse opvatting. Daar is een wonder een bijzonder opvallende gebeurtenis die naar God verwijst. Een wonder heeft een teken-karakter. Onder invloed van de heilige Geest ontdekt degene die het wonder overkomt of ziet gebeuren een boodschap van God. Daardoor ervaren ze het als een teken van zijn liefde, zijn trouw, zijn macht. Zonder die tekenfunctie is het geen wonder, maar een raadsel, een mirakel, een kunststukje. Zie ook wonderen en tekenen en wonderen.
- Een arts die een uitzonderlijke genezing wetenschappelijk onderzoekt zal daarom niet van een wonder spreken: in de wetenschap kan God niet als verklaring dienen. Dr. Kruithoff die een aantal buitengewone genezingen onderzocht, kan als arts dus niet anders zeggen dan dat een aantal echt zieke patiënten echt genezen zijn, en dat dat medisch opmerkelijk is. Een placebo-effect ligt niet voor de hand: dan treedt herstel veel langzamer in, terwijl in de gevallen die hij onderzocht het herstel opvallend kort na een gebed volgde. Bovendien hadden de zieken weinig verwachtingen van een gebed: er was zo vaak voor hen gebeden, maar genezing was uitgebleven.
- Zieken die genezing vinden (of het nu gewoon of bijzonder of wonderlijk is) zullen als de heilige Geest hun dat geeft, hun herstel beleven als een teken van Gods genade. Ze zullen God danken voor de artsen en medicijnen, voor medeleven van familie en vrienden, voor de gebeden uit de gemeente.
Duivel en demonen?
Ik vind het teveel eer voor de duivel en zijn demonen om te speculeren over hun ‘ontologische’ status. Ik zou hen willen vergelijken met de goden in de bijbel: die bestaan wel (in het geloof en het gebruik van mensen), maar ze zijn niets (Ps 96: 5). Paulus stelt ze aan elkaar gelijk. Hij schrijft ‘...dat offers aan afgoden offers aan demonen zijn en niet aan God…’ (In 1 Kor 10: 20).
Daarmee horen duivel en demonen niet tot primitieve onzin:
- Het komt helaas toch soms voor, dat mensen zo niet-zichzelf-zijn, maar beheerst worden door ‘een andere persoonlijkheid’ dat je aan een boze geest moet denken. Soms is er niets anders waar de bezetene gevoelig voor is, dan de woorden van een exorcisme (ondervraging en wegzending in de naam van Christus) door een pastor of priester.
- Trouwens niet alleen individuen, maar ook hele volken kunnen de duivel en zijn demonen te veel realiteit verlenen. In de tweede Wereldoorlog kreeg zo het fascisme macht over mensen en inspireerde hen tot de moord op 6 miljoen Joden en andere minderheden.
De beden 'Uw Koninkrijk kome' en' verlos ons van de boze' uit het onze Vader blijven actueel.
* Namen voor Gods tegenspeler:
- Satan (Hebr) het gewone woord voor tegenstander, maar soms een niet-menselijke persoon, bv in Job 1-2, Num 22: 22; Zach 3 en 1 Kron 21: 1
In de laatste eeuwen voor Christus werd satan in de Joodse wereld de aanduiding voor de aartsvijand van God. Men dacht daarbij aan een gevallen engel. Hij zou schuilgaan in de slang in het paradijs (Gen 3).
De Septuaginta (Griekse Oude Testament) vertaalde satan met diabolos (duivel).
- Duivel, een vernederlandsing van het Griekse diabolos, dat 'door elkaar gooier' betekent. dwz het stemmetje dat erop uit is de psychosomatische, sociale, spirituele eenheid die de mens is, te verzieken.
- De boze: want het is een slecht werk dat hij doet.
|