Joh 21: 15 - 17
Joh 21: 15 - 17
Joh 21: 15 - 17
15 Toen ze gegeten hadden, sprak Jezus Simon Petrus aan: ‘Simon, zoon van Johannes, heb je Mij lief, meer dan de anderen hier?’ Petrus antwoordde: ‘Ja, Heer, U weet dat ik van U houd.’ Hij zei: ‘Weid mijn lammeren.
16 Nog eens vroeg Hij: ‘Simon, zoon van Johannes, heb je Me lief?’ Hij antwoordde: ‘Ja, Heer, U weet dat ik van U houd.’ Jezus zei: ‘Hoed mijn schapen,’
17 en voor de derde maal vroeg Hij hem: ‘Simon, zoon van Johannes, houd je van Me?’ Petrus werd verdrietig omdat Hij voor de derde keer vroeg of hij van Hem hield. Hij zei: ‘Heer, U weet alles, U weet toch dat ik van U houd’ Jezus zei: ‘Weid mijn schapen. (NBV21)
Variaties of meer dan dat?
In dit bekende gedeelte vraagt Jezus drie keer aan Petrus of hij hem lief heeft. Even zo vaak antwoordt Petrus bevestigend. Vervolgens krijgt hij van Jezus de opdracht om voor zijn schapen te zorgen.
Er zijn wel telkens kleine verschillen in de gekozen woorden.
Het gaat om de volgende variaties:
- Het werkwoord voor liefhebben is 2x een vorm van het werkwoord agapao, beide in mond van Jezus.
5x is het een vorm van een ander werkwoord: fileo = houden van . 4x in de mond van Petrus, 1x is het Jezus die het zegt.
Agapao is een typisch christelijk woord voor liefhebben, het werd in de Griekstalige wereld nauwelijks gebruikt. Daar spreekt men van fileo (vgl heterofilie) en eros (vgl erotiek).
Eigenlijk is het vreemd dat in onze tekst fileo het typisch christelijke agapao verdringt.
- De woorden voor schapen en lammeren zijn 1x ‘arnia en 2x probata; alle keren Jezus.
- De werkwoorden voor weiden en hoeden zijn 2x boske en 1x poimane; alle keren Jezus.
- De werkwoorden voor weten zijn 3x oidas en 1x ginooskeis; alle keren Petrus.
- De namen voor Petrus. Die zijn 1x Simon Petrus en 2x Petrus; beide keren door de verteller
3x Simon zoon van Johannes; alle keren Jezus.
De vraag is of de schrijver voor de afwisseling variëerde, of dat hij er een diepere bedoeling mee had. Ik kan die alleen voor de namen van Petrus ontdekken, verder niet. De overige variaties heeft de schrijver aangebracht voor de levendigheid. Meer zit er niet achter. Het zijn gewoon synoniemen.
Simon zoon van Johannes
De eerste keer dat we van Simon zoon van Johannes horen is in het begin. Jezus keek hem aan en zei: ‘Jij bent Simon, de zoon van Johannes, maar voortaan zul je Kefas heten.’ (Dat is Petrus, ‘rots’.) (Joh 1: 42 NBV21). De rest van het Johannes evangelie heet hij consequent Petrus (14x) of Simon Petrus, (16x) maar nergens meer Simon, zoon van Johannes. Behalve hier, in de drie vragen op het eind.
Het is des te opvallender, omdat als Jezus (binnen het Johannes evangelie) met zijn leerlingen spreekt, hij hen nooit bij hun naam noemt. Alleen al om die reden is het een indringend gesprek. Alsof Jezus wil weten, wat hij aan Petrus heeft. Daarom noemt hij hem bij zijn naam. En dat hij hem bij zijn oude naam noemt, suggereert dat Petrus nog steeds de oude is, niets veranderd in die jaren dat hij met Jezus is opgetrokken. Niet is toegenomen in geloof, hoop en liefde.
Eerlijk is eerlijk, daar heeft het ook alle schijn van. Het hele evangelie schildert Petrus af als enthousiast en impulsief.
- Hij gaat zonder vragen als discipel met Jezus mee (Joh 1: 43vv).
- Wil bij Jezus blijven als de mensen hem verlaten, want tot wie zouden we anders gaan, U Jezus , hebt woorden van eeuwig leven (Joh 6: 68).
- Hij wil zijn voeten niet laten wassen, maar even later zijn hele lichaam (Joh 13: 6-9).
- Petrus zegt dat hij zijn leven voor Jezus zal inzetten (Joh 13: 37),
- Hij vecht voor hem bij de gevangenneming en slaat Malchus het rechteroor af (Joh 18: 10).
- Het dieptepunt is de nacht dat Jezus is opgepakt. Petrus ontkent dan drie keer dat hij bij Jezus hoort (Joh 19: 17, 25 en 27).
- Op de Paasmorgen is hij met de geliefde discipel snel bij het lege graf (Joh 20: 4), maar hij lijkt het niet te begrijpen.
- En in het vorige gedeelte (Joh 21: 7) is het Petrus die uit de boot springt om wadend door het water zo snel mogelijk bij Jezus te zijn.
De conclusie moet wel zijn, dat Petrus nog steeds de weinig evenwichtige, impulsieve man is van het begin. Enthousiast, spontaan en met goede bedoelingen, maar ook met weinig begrip voor wat Jezus brengt. En al zijn geloof en moed kwijt in de nacht van het verraad.
Heb je mij lief? (1)
Jezus vraagt naar Petrus’ gevoelens voor hem. Bij zijn oude naam. Pijnlijk. Drie keer. Dat is nog pijnlijker, want even zo vaak had Petrus ontkend bij Jezus te horen.
Jezus vraagt niet of Petrus spijt heeft, of hoe het zover heeft kunnen komen. Maar of hij hem liefheeft. Dat is waar het op aankomt. Het enige wat telt. Het enige wat Jezus wil horen van Petrus en van ieder ander.
De vraag is ergens overbodig, Jezus weet alles (bv Joh 2: 25; 13: 11), ook wat er in Petrus’ hart leeft. Maar weet Petrus het zelf? De oude naam en drie keer deze vraag klinken als een motie van twijfel. Het kan twee kanten op. Jezus zegt niet dat Petrus niet deugt, het is geen motie van afkeuring. Jezus zegt ook niet dat Petrus helemaal top is, het is geen motie van vertrouwen. Het zal van Petrus zelf afhangen, wat het is: afkeuring of vertrouwen. Wat voelt hij diep in zijn hart? Zijn falen en schuld of toch iets van liefde en warmte voor Jezus die hem daar bij het meer (Joh 21: 1- 14) ondanks zijn verraad toch maar had opgezocht en zelfs maaltijd met hem wilde houden.
Heb je mij lief? (2)
Spontaniteit, enthousiasme, in vuur en vlam staan enz. dat is nog wat anders dan liefhebben. Het lijkt er op, het kan er bij horen, maar dat hoeft niet. Deze dingen kunnen ook zonder liefde voor Jezus voorkomen. Petrus kan ook in de greep van een ideaal zijn, zoals Judas Iskariot en andere vrijheidsstrijders uit zijn tijd. Of zoals mensen uit liefde voor het geloof, het communisme enz de vreselijkste dingen deden: kruistochten, strafkampen. Hij zou voor een droom, een ideaal door het vuur kunnen gaan. Dat is niet wat Jezus bedoelt. Hij vraagt drie keer ‘heb je mij lief?’
Meer dan alle anderen?
Deze vraag zou de tegenhanger kunnen zijn van Petrus's boude bewering in de nacht van Jezus' arrestatie in Mat 26: 33 (par). Dan zegt Petrus dat, ook al zouden alle anderen Jezus afvallen, hij dat niet zou doen. Maar dat staat in een ander evangelie. Dat maakt het bezwaarlijk om het hier in de uitleg te betrekken, immers de eerste lezers moesten het doen met wat Johannes schreef. Ze konden er geen andere evangeliën bij pakken om te vergelijken. We moeten het 'meer dan alle anderen' dus proberen te begrijpen als een zinvolle uitspraak binnen het Johannes-evangelie. En dat is niet zo moeilijk. Jezus zoekt een leider voor de schapen, de beginnende gemeente. Voor de leidersrol in de gemeente is diegene het meest geschikt, die meer dan alle anderen Christus liefheeft.
Het antwoord
Petrus komt niet met een verklaring voor zijn verraad. Hij vraagt niet om vergeving. Drie keer antwoordt Petrus op de vraag van Jezus. Bevestigend. Hij zegt niet zomaar ja. Ook niet ‘ja, u weet het’. Maar hij voegt er expliciet aan toe: ik heb u lief, ik houd van u. Dit zijn dure woorden. Die zeg je niet zomaar. Dit komt uit de grond van zijn hart. Vandaar dat hij bezeerd en verdrietig is, bij de derde keer, dat Jezus hem niet lijkt te geloven, maar drie keer vraagt.
Hoed mijn schapen
Maar Jezus gelooft hem wel. Direct na zijn eerste antwoord. Dan al geeft hij Petrus de opdracht om zijn lammeren te weiden. En in bijna dezelfde woorden nog twee keer. Daarmee is de pastorale of herderlijke zorg voor de medegelovigen bedoeld. De schapen of lammeren worden nadrukkelijk alle drie keren ‘mijn’ schapen / lammeren genoemd. De christenen zijn van niemand anders dan van de Heer. Geen mens zal er de baas over spelen.
De gelovigen heten hier trouwens niet ‘mijn kudde’ of ‘mijn groep’. Dat zal betekenen dat wie bij Christus horen niet in de eerste plaats onderdeel van een kudde zijn, maar in eerste instantie individuele mensen, naar wie de liefde van Christus persoonlijk uitgaat en die Hem daarom liefhebben.
Geschikt?
Wat maakt Petrus geschikt voor deze verantwoordelijke taak? Niet zijn enthousiasme of zijn bijbelkennis. Ook niet zijn goede voornemens of zijn wilskracht. Het kan allemaal van pas komen, en Petrus had er behoorlijk veel van. Maar het zat hem meer meer dan eens in de weg. En toen het erop aan kwam, deed hij er niets op.
Het enige waar het op aan komt is zijn liefde voor de Opgestane Heer. Als die ontbreekt, wordt pastoraat nieuwsgierigheid, bemoeizucht, drammen, heersen. Als die liefde er wel is, en enthousiasme, bijbelkennis, goede voornemens, wilskracht enz in dienst neemt, wordt ‘omzien naar elkaar’ dé manier om het geloof levend te houden en de gemeente te bouwen.
Petrus, bescheiden geworden na zijn drievoudige verraad, zal vast met het nodige begrip omzien naar de medegelovigen en hen in tijden van moeilijkheden en twijfel kunnen ondersteunen. En mochten ze als Petrus onderuit gaan, door hem er weer bij betrokken kunnen worden, zoals de Heer hem opnieuw in dienst nam.
|