Religieuze Ervaring (2)
Religieuze Ervaring (2)
God is niet een object temidden van objecten in het heelal dat direct waargenomen en beschreven kan worden. Hoe komt het dan, dat er de eeuwen door en over de hele wereld verspreid mensen aan godsdienst doen? Het ligt niet voor de hand dat er op een dag iemand was die met het idee kwam om iets te bedenken dat nergens te zien of te vinden is, iets dat anders is dan al het andere, om dat 'god' te noemen, om daarmee het bestaan van de wereld, het leven en alles wat we niet begrijpen te kunnen verklaren. De religies zelf wijzen op mensen die dromen, visioenen van het goddelijke of heilige kregen (ook wel eens het 'numineuze' genoemd) Vaak worden verhalen van mensen met religieuze ervaringen afgedaan als onzin, dromerij, geestesziekte. Of wegverklaard, herleid tot iets anders. Maar dat is een vooringenomenheid. Waarom zouden we deze verhalen niet serieus nemen en ze houden voor oprechte verslagen van wat mensen ervaarden? Dat ze inderdaad een overrompelende ervaring van een niet-alledaagse, transcendente werkelijkheid hebben opgedaan? Dan is er in ons mensen dus een aanleg voor het goddelijke. Een 'religieuze antenne' die het mogelijk maakt dat iemand zich één voelt met iets dat overkomt als volledig echt en absoluut. Iets dat zich ver buiten de grenzen van het materiële bestaan bevindt. Iets dat ze God/Gott/God (Engels/Duits/Nederlands) of Deus/Dieu (Lat/Frans) of Theos (Gr) of Elohim (Hebr) Allah (Arab) of nog anders zijn gaan noemen. In alle culturen is sprake van zulke visioenen, dromen, mystiek. Natuurlijk zijn die ervaringen ook verschillend, want gekleurd door tijd en plaats en religie: een hindoe zal niet van een verschijning van Christus spreken, of een moslim van Vishnu. Maar gemeenschappelijk is de ervaring van het goddelijke, de ultieme werkelijkheid, het absolute, het mysterie (geheimenis). Sommige onderzoekers maken onderscheid tussen religieuze, mystieke en psychedelische ervaring. De laatste is kunstmatig opgewekt met chemische middelen. De eerste twee zijn min of meer spontaan, waarbij de religieuze ervaring wat algemener is, en de mystieke gekenmerkt wordt door een relatie tussen mysticus en het goddelijke. Voorbeelden: 'Ik weet niet wie - of wat - de vraag stelde. Ik weet niet wanneer zij gesteld werd. Ik herinner me niet dat ik antwoordde. Maar eens zei ik ja, tegen iemand - of iets. Vanaf dat moment heb ik de zekerheid dat het levenzinvol is en dat mijn leven, in onderwerping, een doel heeft.'( Dag Hammarsjköld, Pinksteren 1961) Deze ervaring van een God die zich openbaart (zijn verborgenheid opheft en zich onthult) is door Otto beschreven als vreeswekkend en fascinerend tegelijk. Wie het goddelijke ervaren, ondergaan vaak een ingrijpende verandering. Ze worden geïnspireerd tot het ware (onbevreesd, echt jezelf zijn), het goede (onbaatzuchtige liefde voor de ander, de natuur), het schone (kunstzinnige vormgeving). De grote religies zijn uit zulke ervaringen geboren. Maar eenmaal uitgegroeid tot een beweging van mensen, zijn er ook andere (functionele) verklaringen voor het verschijnsel godsdienst en hun instituties. Vooral vanuit de sociologie, antropologie, psychologie, geschiedenis, politiek, en economie. Dat is het gelijk van Weber, Freud, Marx en anderen. Maar hun kritiek raakt niet aan de oorspronkelijke religieuze ervaring van het goddelijke. Het christelijk geloof gaat terug op de ervaringen die Mozes en de profeten met God hadden (te vinden in het Oude Testament) en op de goddelijke indruk die Jezus maakte op zijn leerlingen (te vinden in het Nieuwe Testament) en het leeft van de Geest die nieuwe ervaringen mogelijk maakt. Belangrijke teksten in dit verband zijn | ||
terug | ||