Rom 8: 31 - 39 Rom 8: 31 - 39

Inleiding
Wat moeten wij hier verder over zeggen? (vs 31a) 

Het lijkt erop, dat Paulus nog veel kwijt zou willen over wat hij in Rom 1 - 8 is begonnen uit te leggen. Maar het belangrijkste over de kruisdood van Jezus en het werk van de Geest heeft hij nu gezegd. Hij zal dat straks (Rom 9 - 11) in een nog ruimer kader zetten, nl van Gods masterplan om de mensheid, verdeeld in Israël en de volken, weer één te maken. En wel door hen samen te brengen in de nieuwe gemeenschap van de kerk die uit Joden en niet-Jodenen bestaat. Nu rondt hij voorlopig af met een aantal hooggestemde verzen.

De verzen 31 - 34
In taal ontleend aan de rechtspraak brengt Paulus de zekerheid van het geloof onder woorden. Elders spreekt hij ook wel van verzoening, maar in de de brief aan de gemeente in Rome zegt hij hetzelfde in juridische termen. Dan gaat het over 'gerechtvaardigd worden'. In dat juridische verband staan ook deze verzen over 'tegen iemand zijn', aanklagen en veroordelen.
Als God voor ons is, wie kan dan tegen ons zijn? (vs 31b)
Na het voorgaande in Rom 1 - 8 is dat geen vraag meer. 'Niemand' is het vanzelfsprekende antwoord. God is ons als een Abba, Vader in de hemel. Wij gelden als zijn kinderen. Hij de Allerhoogste, de Almachtige, de Schepper van hemel en aarde is vóór ons. Alles en iedereen kan tegen ons zijn, maar als Hij voor ons is, dan komt het goed. In dit leven en daarna. Zie ook vers 39.

Vervolgens herinnert Paulus aan de weg die Jezus is gegaan. De mens die Gods liefde belichaamde werd door God niet gespaard. Integendeel. Hij gaf zijn oogappel prijs aan kruis en dood. Zo bewees Hij
hoeveel Hij over heeft voor mensen: zijn liefde in Jezus is tot het uiterste gegaan: Hij gaf zijn leven voor mensen die zich als zijn vijanden gedroegen.
Hij, die zijn eigen Zoon niet heeft gespaard,  maar Hem omwille van ons allen heeft prijsgegeven (vs 32) 
Zo bewees Hij ook dat zijn liefde
alles overwint. Dood en graf kwam Hij te boven.
Z
al Hij ons dan met Hem ook niet alles schenken?
Weer een retorische vraag: uiteraard zal Hij dat doen. Wie in Christus het bewijs van Gods liefde zien, verwachten dat God hun - met Christus - alles zal schenken: in zijn naam vergeving en vrijspraak; opstanding en leven door zijn Geest. (Rom 4: 25)

Dan volgen twee vragen waar Paulus het antwoord bij zet.
Wie zal Gods uitverkorenen aanklagen? God zelf spreekt hen vrij. (vs 33)
De wet (Rom 7) of de stem van je geweten (Rom 2: 15) kunnen wel opspelen, maar we zullen er niet over inzitten: God heeft gerechtigheid aangeboden in Christus en wij hebben die aangenomen = geloofd en daarnaar geleefd, zij het met vallen en opstaan. Maar niet het grote of kleine resultaat telt, enkel het geloof of vertrouwen op wat Christus voor ons in orde heeft gemaakt. Het geloof blijkt uit de intentie: of ons doen en laten, ons spreken en zwijgen uit liefde voor God en de mensen is.

Wie zal hen veroordelen? Christus Jezus, die gestorven is, meer nog, die is opgewekt, zit aan de rechterhand van God en pleit voor ons (vs 34)
Niemand zal de gelovigen veroordelen. Zelfs God niet
, al weet Hij dat er heel wat op ons is aan te merken. Want aan zijn rechterhand is Christus Jezus. Als een advocaat pleit hij voor ons bij God. En God de Rechter wil naar God de Advocaat luisteren. Maw God beschermt me tegen God. Kom daar maar eens tussen!

Paulus lijkt hier geïnspireerd te zijn door Jes 50: 8 en 9 waar de profeet vergelijkbare vragen stelt:
Hij die mij recht verschaft is nabij. Wie durft tegen mij een geding aan te spannen? Laten we samen voor het gerecht verschijnen. Wie is mijn tegenstander in deze zaak? Laat hij mij tegemoet treden. God, de HEER, zal mij helpen – wie zal mij dan veroordelen?

De vergelijking met Jesaja maakt duidelijk dat het Paulus niet zozeer doelt op het oordeel over je leven als je eenmaal voor de hemelse Rechter verschijnt, al ligt dat er wel in besloten. Het gaat echter vooral om iets wat je weten en geloven - en soms beleven - mag in het hier en nu. Het is de zekerheid van het geloof die je moed geeft in voor- en tegenspoed, in leven en sterven. Het is D-Day geweest, de V-Day zal komen.

Paulus' woorden krijgen een extra lading wanneer je ze leest tegen de achtergrond van de moeilijkheden van de christenen (voornamelijk van Joodse afkomst) in Rome. Onder keizer Claudius werden ze (49 nC) met de andere Joden uit de stad verjaagd. Als God voor ons is, wie zal tegen ons zijn? Wie zal aanklagen? Wie zal veroordelen? Maar de keizer en de publieke opinie
zijn tegen de christenen, er komen aanklachten, er volgen veroordelingen. Daarmee is de overgang naar de volgende verzen gemaakt.

De verzen 35 - 39
Hier komt duidelijk naar voren dat 'door God gerechtvaardigd zijn' niet betekent dat alles je voor de wind gaat.

  • Er is nog steeds het 'natuurlijke onheil' van ziekte, ongelukken, handicaps, veroudering en sterven. Dat is een vergankelijkheid waaraan we met heel de schepping onderworpen zijn en blijven (Rom 8: 18vv).
  • Er is ook narigheid die door het geloof voorbij gaat, nl het lijden dat het gevolg is van een verkeerd gedrag (zonde). Als gelovige heb je immers het kwade afgezworen, (Gal 5: 24) om je aan het goede toe te wijden.
  • Maar er komt nieuwe ellende bij, vanwege die nieuwe manier van leven. Geloofsvervolging. Eigenlijk is dat vreemd: waarom zouden mensen je het leven zuur maken als je alleen maar goede dingen doet? Maar dat is wat er gebeurt. Omdat ze met hun heidense gewoontes breken (afgoden, uitspattingen, liefdeloosheid) en een heilig leven van omzien naar elkaar opvatten, komen de christenen in Rome eruit te liggen. Keizer Nero kan hun gemakkelijk de schuld geven van een grote brand (69 nC) in Rome die hij zelf heeft veroorzaakt. Er is niemand die het voor de christenen opneemt. De keizer laat ze voor de leeuwen gooien tot vermaak van het publiek in de arena.

Dit is wat de bijbel bedoelt met een kruis dragen (Mat 16: 24), lijden omwille van het kruis van Christus (Gal 6: 12), delen in het lijden van Christus (Rom 8: 17), aanvullen wat nog aanbreekt aan het lijden van Christus (Kol 1: 24)

Maar dan vraagt Paulus (vers 35) de lijdende christenen Wat zal ons scheiden van de liefde van Christus?
Dat is iets wat gelovigen het allerergst vinden: gescheiden te raken van de liefde van Christus. (dwz de vrede met God, het vertrouwen op een Vader in de hemelen, de kracht van zijn Geest enz). Dat is hun hele hebben en houden, hun identiteit, de zin van hun leven. Dat verliezen is de grond onder je bestaan kwijt raken. Kunnen tegenspoed, ellende of vervolging, honger of armoede, gevaar of het zwaard zo'n uitwerking hebben?

Voor Paulus die vraag beanwoordt, maakt hij eerst (vers 36) duidelijk dat we van zulke moeilijkheden niet vreemd moeten opkijken.
Hij citeert Ps 44: 23
Er staat geschreven: ‘Om U worden wij dag na dag gedood en afgevoerd als schapen voor de slacht.’
Het 'om U' - dwz om God - maakt duidelijk dat het om geloofsvervolging gaat. Gedood en geslacht geven aan dat het lijden wel wat verder gaat dan een cabaretier die het geloof op de hak neemt. Het is levensbedreigend. Zo heeft Paulus dat zelf ook ervaren blijkens 1 Kor 11: 23v. En als gelovige sta je daar betrekkelijk machteloos tegenover: als schapen. In deze wereld - waar de ene mens voor de andere een wolf is - hoort dat er 'gewoon' bij. Het is iets van dag aan dag. Het tolerante Westen, waar vrijheid van godsdienst is, is (nog niet zo heel lang) uitzondering op de regel.

Toch houdt Paulus zijn lezers voor: Maar wij zegevieren in dit alles glansrijk dankzij Hem die ons zijn liefde heeft bewezen. (vs 37)
Letterlijk staat er: we zijn meer dan overwinnaars. Maar meer dan overwinnaars dat kan toch niet? Een kampioen heeft
immers niemand boven zich? Paulus zal wel bedoelen dat een winnaar in de sport, of op het slagveld niet altijd winnaar blijft. In een volgende ronde is hij niet de sterkste en wordt een ander kampioen. Een superwinnaar is iemand die kampioen blijft. Die de beslissende slag eens en voorgoed heeft gewonnen. Die aan de strijd een einde heeft gemaakt.

Zijn christenen dat? Zij ondergaan allerlei moeilijkheden vanwege hun geloof. Ze worden zelfs gedood en afgevoerd als schapen voor de slacht. Geen winnaars maar verliezers dus. Hoe zo dan 'superwinnnaars'? Dat zijn wij niet uit onszelf. Niet uit de kracht van het geloof, de vurigheid van ons gebed, de heiligheid van onze levenswandel, de saamhorigheid van de gemeente, het bezoeken van de kerkdienst. Hoe belangrijk deze dingen en andere dingen ook zijn, maar daarmee ontsnappen wij niet aan het lijden en de dood. Superwinnaars zijn we 'dankzij Hem (God) die ons zijn liefde heeft bewezen'. Dat heeft Hij gedaan in Christus Jezus, onze Heer (zie vs 39). Die Heer zorgt ervoor dat zijn gemeente door lijden en verdrukking heen komt. Vroeg of laat delen wij in zijn overwinning.

En omdat het om God gaat, de Schepper van al wat bestaat, de Hoogste aan wie alles onderworpen is, daarom is er werkelijk niets dat tussen God en ons kan komen. Daar is Paulus van overtuigd. Hierin is hij geïnspireerd door Jes 51: 12 - 14: Ik, Ik ben het die jullie troost. Hoe kun je dan bang zijn voor een sterveling, voor een mensenkind dat vergaat als gras? Hoe kun je de HEER vergeten, die je gemaakt heeft, die de hemel heeft uitgespannen en de aarde gegrondvest? Hoe kun je je zo laten beheersen door angst voor de toorn van je belagers, voor hun pogingen je te vernietigen?
Paulus probeert dat nu zo wijd mogelijk te formuleren en alles wat God geschapen heeft te omvatten. In onze ogen geeft hij een wat wonderlijke opsomming van abstracte dingen. Maar destijds meende men dat de werkelijkheid was opgebouwd door donkere machten en verborgen bedreigingen waaraan mensen onderworpen waren. Paulus schrijft:
ik ben ervan overtuigd dat dood noch leven,
engelen noch machten noch krachten,
(vgl Kol 1: 16)
heden noch toekomst,
(39) hoogte noch diepte,
of wat er ook maar in de schepping is,
zal ons kunnen scheiden van de liefde van God,
die Hij ons bewezen heeft in Christus Jezus, onze Heer.


Daar willen we het graag bij laten.
 

terug