Taal voor God (1) Taal voor God (1)

Wie of wat God in en op zichzelf is, valt niet te zeggen. Wij kunnen Hem niet aan een onderzoek onderwerpen zoals we dat met de dingen om ons heen wel kunnen. Wij kennen God alleen vanuit zijn omgang met mensen.

Niets of niemand is God
Israel wist wel: de zon en de maan zijn geen goden, maar stukjes schepping. En de keizer is geen godheid om te aanbidden, maar gewoon een belangrijk mens. Voor het besef van Israel is God anders: niet een stukje van de natuur, niet een vergoddelijkt mens, niet het noodlot, niet het toeval, niet iets uit onze cultuur. Dat kan er allemaal wel zijn en zich aandienen als goden, maar God staat er boven. Daarom moeten we op God vertrouwen en niet op de goden ons vertrouwen stellen. En omdat God anders is dan al het andere, kun je Hem eigenlijk ook niet afbeelden in een afgodsbeeld, of vangen in een definitie, of uittekenen in een dogma. Evenmin moeten we Hem gebruiken als verklaring voor ‘Intelligent Design’ en andere verschijnselen die we nu nog niet begrijpen. We  kunnen God niet inpassen in ons wereldbeeld want dan zijn we zelf baas over God geworden. God is anders, van een andere orde. Zoals een kunstenaar zijn kunstwerk te boven gaat zo gaat God als Schepper zijn schepping te boven. Hij is transcendent. Alleen God weet wie Hij is (1 Kor  2:11).

Jahweh, El
Maar als we God niet in onze begrippen kunnen vangen, weten we dan wel hoe Hij is? Het volk Israel kreeg een naam: Jahweh. “Ik ben die er zijn zal” betekent dat (Ex. 3:14). Dat klinkt enerzijds geheimzinnig: Ik ben van een andere orde, je kunt Mij niet vatten. Het heeft ook iets van een belofte: Ik zal er zijn, je kunt op Mij aan. Uit de geschiedenis met Israel is die verre-nabije God ons bekend geworden. Het blijkt een geschiedenis te zijn met hoogte- en dieptepunten en verassende wendingen. Daarin wordt duidelijk dat God zijn naam waar maakt. Hij is trouw en als alles mislukt lijkt, vindt Hij toch weer nieuwe wegen. We geloven dat Hij niet eerder tevreden is, dan wanneer deze wereld eindelijk geworden is wat Hij ermee voor heeft.
Een andere naam voor Israels God is El, dat betekent God. Omdat Hij de enige in zijn soort is, kon die soortnaam een eigennaam worden.

Monotheïsme
In wat wel de geloofsbelijdenis van Israel heet (Deut 6: 4) staat “Jahweh onze God, Jahwe èchad.” Echad betekent: de enige, één, alleen. Men kan dus vertalen:

  • De HEER, onze God, de HEER (is) de enige.
    Dan ligt de nadruk op Jahweh die de enige echte God is. Israel hoeft niet bang te zijn voor de goden van de omringende volken.
  • De Heer, onze God, de Heer (is) één. Dan ligt de nadruk op de eenheid van God. Hij is een God uit één stuk, integer. Er is geen conflict tussen zijn rechtvaardigheid en zijn genade.
  • De Here (is) onze God, de Heer alleen. Dan ligt de nadruk op Jahweh die de enige echte God is. Aan de goden van de omringende volken moet Israel geen gehoor schenken.

We hoeven niet te kiezen: de ene betekenis sluit de andere niet uit. God is één en volstrekt uniek. Hij is niet één van de twee (of van nog meer). En in zichzelf is hij één, niet samengesteld uit meerdere delen. Niets ter wereld lijkt op de eenheid van God.

Opnieuw God
Bij de doop van Jezus klinkt Gods stem uit de hemel: “Dit is mijn geliefde Zoon” (Mat 3:16v). En de heilige Geest daalt als een duif op Jezus neer. Daar hebben we dus drie namen voor het goddelijke. Dat komen we vaker tegen in het Nieuwe Testament. Bij het zendingsbevel (Mat 28: 16-20) krijgen de discipelen de opdracht om te dopen ‘in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest’. Paulus schrijft ergens “Omdat u zijn kinderen bent, heeft God ons de Geest van zijn Zoon gegeven, die ‘Abba, Vader’ roept” (Gal 4:6). Een brief aan de gemeente in Korinthe sluit hij af met “De genade van de Heer Jezus Christus, de liefde van God en de eenheid met de heilige Geest zij met u allen”. (2 Korintiërs 13:13). Deze en andere teksten zeggen niet dat er drie verschillende goden zijn, maar dat er een meervoud in God is. Er is één God, maar er is te onderscheiden tussen Vader, Zoon en Geest.
Daarom spreekt de kerk sinds jaar en dag van Gods trias (Grieks), trinitas (Latijn) of Trinity (Engels), dat je het best met ‘Drievoudigheid’ kunt vertalen. De kerk heeft er eeuwen over gedaan om uit deze teksten de zgn leer van de drie-eenheid te ontwikkelen. Het belang er van is dat er niet drie goden bedoeld zijn, maar dat het om drie aspecten van de ene God gaat. Dat is een verrijking. Het betekent dat christenen drie nieuwe manieren erbij hebben gekregen om hun levenservaringen in verband te kunnen brengen met God:

  • Bij Vader denken we aan God boven ons, die ons tot zijn kinderen adopteerde.
  • Bij Zoon denken we aan God die als een vriend naast ons kwam in Jezus om voor ons de overwinning te behalen, het nieuwe verbond te brengen en ons weer met Zich te verzoenen.
  • Bij Geest denken we aan God die in ons woont zodat we mensen van geloof, hoop en liefde kunnen zijn. 

Je hoeft het spreken over Vader, Zoon en Geest niet over te nemen. Je kunt gewoon God blijven zeggen. Dat is ook goed. Alleen klinkt daar nog niet dat warme in door dat jij zijn kind mag zijn. Maar met dat je God Vader noemt, zie je jezelf als kind, zoon, dochter van God. En als je tot Jezus bidt, dan voel je: hij is mijn vriend (Joh 15:13). En als je de Geest zoekt, weet je: Hij is mijn bezieling, adem voor mijn nieuwe leven. Vader, Zoon en heilige Geest maken duidelijk dat er in het verborgene een hart is dat voor je klopt.

terug