Taal voor God (2) Taal voor God (2)

Over God op zich, buiten ons denken en onze ervaring om, is niets bekend. Daarover kunnen we niet anders dan zwijgen. Als we toch iets over God zeggen, is het altijd vanuit een gedachte of een ervaring die wij hebben opgedaan. We zeggen indirect altijd ook iets over onszelf als we over God nadenken, spreken of tot hem bidden. Dat vind je terug bij de namen die we voor God hebben.


Afstand
Een eerste groep wordt gevormd door namen en titels die op het grote verschil, de afstand tussen God en mens wijzen.

  • Tegenover ‘God’ (meervoud goden – ’t is een soortnaam) verstaat de mens zich als een exemplaar van de soort mens. Deze manier van spreken is geschikt om het andersoortige van God (alles overtreffend en onbegrijpelijk) onder woorden te brengen. (> Mystiek, Deïsme, Theïsme, Atheïsme, Dualisme)

  • Tegenover ‘de Schepper’ of ‘Maker’ verstaat de mens zichzelf als schepsel of maaksel. Deze naam kiezen we als vanzelf als we onder de indruk raken van de sterren aan de hemel of de pracht van de natuur. Of als we ons afvragen hoe het komt dat we als mensen besef van goed en kwaad hebben. Of wanneer we het gevoel hebben ‘dat er wel iets moet zijn’ (> Iets-isme). Of wanneer mensen iets uit de natuur (de zon, een boom) voor goddelijk houden en zichzelf daarvan afhankelijk voelen. (> Pantheïsme, Pan-entheïsme)

  • Tegenover de ‘Almachtige’ verstaat de mens zichzelf als machteloos en klein. Zo spreek je als als er onheil in je leven komt, of juist ongedacht geluk, en je je onderworpen voelt aan een grillige macht die je kan maken en breken. (> Opperwezen, Lot, Toeval)

Op dit niveau zijn er grote overeenkomsten tussen het christelijk geloof en de joodse godsdienst en de Islam.

Het gaat om een besef van God los van hoe hij zich heeft laten kennen in de geschiedenis van Israel en Jezus. We noemen dit een godsbegrip gebaseerd op ‘algemene openbaring’. Het denken hierover heet ‘natuurlijke theologie’. Volgens Paulus kunnen alle mensen op deze manier God enigszins kennen. (Rom 1: 18-23)

Dit zijn namen en titels die horen bij een objectieve relatie zoals je die ook met mensen kunt hebben: je weet dat ze er zijn – je kunt een idee of mening over hen hebben – maar je gaat niet in het echt met ze om en hebt geen werkelijke betrekking met hen.

Verbondenheid
Een tweede groep namen en titels wijst juist op een innige band met God. Op unieke wijze komt dat in Jezus’ leven naar voren. Hij noemt God zijn hemelse Vader en verstaat zichzelf als Gods Zoon. Hier is geen sprake van een afstandelijke objectieve verhouding maar van een relatie van liefde, trouw, vrijheid en toewijding. Het evangelie nodigt ons uit om op deze manier met God om te gaan. Dan komen heel andere namen en titels naar voren:

  • Wanneer we bidden noemen we God ‘onze Vader in de hemelen’ en geven daarmee aan dat we onszelf zien als zijn aangenomen kinderen op aarde. Zo spreken we ons vertrouwen in zijn goede zorg over ons leven uit die nooit ophoudt: vader ben je levenslang ( je kunt een kind niet ontslaan). We danken hem voor het goede en bidden hem voor onze zorgen, en beloven hem te dienen volgens het grote gebod van de liefde.
    En net als aardse vaders hun kinderen niet altijd hun zin geven en soms corrigeren en straffen omdat ze van hun kinderen houden, zo kunnen we bij tegenslagen en moeilijkheden proberen die te duiden als iets waar de liefde van God de Vader achter schuil gaat (straf, tuchtigen, beproevingen).

  • Soms richten we ons tot ‘de Zoon’, ‘Jezus’ of tot ‘Jezus Christus’. Hij is onze broeder en zo verstaan we onszelf als zijn vrienden, voor wie hij zijn leven gegeven heeft (Joh 15:13). Zo brengen we ons te binnen dat we door hem gered zijn van dood en schuld,  bevrijd tot leven verzoend met God en met elkaar.
    En net als aardse vrienden ons wel eens tegenspreken omdat ze onze vrienden zijn, zo kunnen we de ervaring van tegenslag in ons leven ook proberen te duiden vanuit de vriendschap met Jezus (bijsturen).

  • Als we hem ‘Heer Jezus’ of ‘Koning’ noemen, zeggen we van onszelf dat we ‘van hem’ zijn. Dat klinkt vrij zakelijk, maar toch zijn we ook met deze titels in een relatie van liefde: Hij heeft ons immers niet met geweld onderworpen, maar met zijn liefde voor zich ingenomen, wij willen zijn ‘knechten’, ‘volgelingen’, ‘onderdanen’ zijn. Zo zijn we burgers van het koninkrijk der hemelen. Andere heren en koningen hebben niets over ons te zeggen. Evenmin willen we ons door de tijdgeest en andere machten op sleeptouw laten nemen.
    Op deze manier kunnen we onze ervaringen in de navolging van Jezus duiden als trouw aan de Koning, als strijden voor zijn Koninkrijk en als lijden omwille van Christus.

  • We kunnen God ook als ‘heilige Geest’ aanspreken en daarmee aangeven dat we in onszelf doods zijn en zijn kracht en inspiratie nodig hebben. Zonder hem kunnen we geen mensen van geloof, hoop en liefde zijn.

Gen 1 – 3 vertelt dat het de bedoeling was, dat Adam – dwz de mensheid – op deze innige manier met God zou leven, door hem te vertrouwen en te dienen, maar dat hij daarin faalde. Abraham daarentegen doet het wel goed vanaf het moment dat God in zijn leven komt (Gen 12: 1-9). Hij zou daarom de stamvader worden van het volk Israel waarmee God op deze manier wilde omgaan. God sloot zelfs een verbond met Israel (Ex 24) als was het een huwelijk. Hij gaf zijn ja-woord en beloofde ‘Ik zal er zijn. Noem mij voortaan maar zo: Jahweh’. (Ex 3: 14) Israel wist zichzelf zijn bruid, zijn Verbondsvolk.

Onzuiver
Profeten als Jesaja en Hosea hebben veel kritiek op het naleven van dit verbond. De liefde raakte geregeld zoek, er was dan niet meer dan een zakelijke relatie van over gebleven. Het verbond was gereduceerd tot een contract van rechten en plichten. Dat gevaar bedreigt voortdurend de relatie van liefde die God met ons wil onderhouden, bijvoorbeeld:

  • Je rekent je rijk met je bidden, je kerkgang en je bijbelkennis. Je zit gegarandeerd goed. Van het omzien naar elkaar maak je geen werk meer.

  • Je leeft heel strikt naar de bijbelse waarden en normen, maar je doet het omdat je beloond wilt worden met voorspoed en geluk. Begrijpelijk, maar ’t is niet uit belangeloze liefde voor God dat je zo leeft.

  • Bij ziekte kun je bidden om genezing en God beloven dat je voortaan een beter mens zult zijn. Maar zulk onderhandelen is wat anders dan proberen vrede te vinden in de weg die God met je gaan wilt.

Samenvattend:
De namen en titels voor God gebruiken we altijd in één van deze drie relaties. Geen van deze namen is verkeerd. T is zelfs goed om meerdere titels tot je beschikking te hebben. Dan kun je de meest uiteenlopende ervaringen van je leven met God in verband brengen. Dank en klacht kun je verbinden met God, de Almachtige, de Schepper, met de Vader, de Zoon of de heilige Geest. Bij elke naam valt er een ander licht op wat je meemaakte. Je kunt je ervaringen op verschillende manieren interpreteren en zoeken naar de meest overtuigende.
Het evangelie nodigt uit om niet enkel een objectieve relatie met God, de Schepper en Almachtige te hebben. En om uit die onzuivere zakelijke relatie te stappen. Er is een echte, liefdevolle relatie met een hemelse Vader, zijn lieve Zoon Jezus en de heilige Geest mogelijk.
 

terug